Summary
German to Dutch: more detail...
-
äffen:
-
Wiktionary:
äffen → honen, spotten, bespotten, uitjouwen, bedriegen, misleiden, op een dwaalspoor zetten, ontgoochelen, tegenvallen, teleurstellen
-
Wiktionary:
German
Suggestions for äffen in German
Spelling Suggestions for: äffen
Wiktionary Translations for äffen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• äffen | → honen; spotten; bespotten; uitjouwen | ↔ bafouer — traiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux. |
• äffen | → bedriegen; misleiden; op een dwaalspoor zetten; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen | ↔ tromper — abuser de la confiance de quelqu’un. |
External Machine Translations:
Dutch