Summary
German to Dutch: more detail...
- Begriff:
- begreifen:
-
Wiktionary:
- Begriff → begrip
- Begriff → opvatting, begrip, concept, besef, notie, term, kenvermogen, kennis, kunde, medeweten, verstand, weten, wetenschap, kennen, bewustzijn, bezinning, bekendheid, bekende, relatie, ding, mikpunt, object, onderwerp, voorwerp
- begreifen → bevroeden, begrijpen, bevatten, vatten, snappen
- begreifen → snappen, vatten, begrijpen, bevatten, verstaan, ontcijferen, beseffen, gewaar worden, merken, bemerken, vernemen, waarnemen
German
Detailed Translations for Begriff from German to Dutch
Begriff:
-
der Begriff (Verstand; Erkenntnis; Begriffsvermögen; Eindruck; Idee; Gedanke; Ansicht; Gedächtnis; Fassungsvermögen; Meinung; Auffassung; Vernunft; Intellekt; Eingebung; Bewußtsein; Eindrücke; Denkweise; Vorstellung; Einsicht)
-
der Begriff (Erkenntnis; Bewußtsein; Verstand; Erkennen; Vorstellung; Einsicht)
-
der Begriff (Anschauungsweise; Sicht; Vorstellung; Auffassung; Meinung; Gesichtspunkt; Erkenntnis; Eindruck; Ansicht; Idee; Einfall; Gedanke; Standpunkt; Eindrücke; Denkweise; Einfälle; Erkennen; Erkennung; Blickpunkt; Eingebung)
Translation Matrix for Begriff:
Synonyms for "Begriff":
Wiktionary Translations for Begriff:
Begriff
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• Begriff | → opvatting; begrip; concept | ↔ concept — something understood and retained in the mind |
• Begriff | → besef; notie | ↔ notion — mental apprehension of whatever may be known or imagined; an idea; a conception |
• Begriff | → term | ↔ term — word or phrase, especially one from a specialised area of knowledge |
• Begriff | → kenvermogen; kennis; kunde; medeweten; verstand; weten; wetenschap; kennen; besef; bewustzijn; bezinning; bekendheid; bekende; relatie | ↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître |
• Begriff | → ding; mikpunt; object; onderwerp; voorwerp | ↔ objet — chose tangible et visible, concrète. Chose perceptible par la vue et le toucher. Chose, dans un sens indéterminé. |
Begriff form of begreifen:
-
begreifen (verstehen; kapieren; fassen; durchschauen; erkennen; einsehen)
-
begreifen (auffassen; verstehen; einsehen)
-
begreifen (verstehen; erfassen; kapieren)
-
begreifen (realisieren; erkennen; einsehen; verstehen; fassen; durchschauen; kapieren)
-
begreifen (durchschauen; verstehen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen)
-
begreifen (mächtig sein)
-
begreifen (festgreifen; anpacken; fassen; packen; greifen)
Conjugations for begreifen:
Präsens
- begreife
- begreifst
- begreift
- begreifen
- begreift
- begreifen
Imperfekt
- begriff
- begriffst
- begriff
- begriffen
- begrifft
- begriffend
Perfekt
- habe begriffen
- hast begriffen
- hat begriffen
- haben begriffen
- habt begriffen
- haben begriffen
1. Konjunktiv [1]
- begreife
- begreifest
- begreife
- begreifen
- begreifet
- begreifen
2. Konjunktiv
- begriffe
- begriffest
- begriffe
- begriffen
- begriffet
- begriffen
Futur 1
- werde begreifen
- wirst begreifen
- wird begreifen
- werden begreifen
- werdet begreifen
- werden begreifen
1. Konjunktiv [2]
- würde begreifen
- würdest begreifen
- würde begreifen
- würden begreifen
- würdet begreifen
- würden begreifen
Diverses
- begreif!
- begreift!
- begreifen Sie!
- begriffen
- begreifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for begreifen:
Synonyms for "begreifen":
Wiktionary Translations for begreifen:
begreifen
begreifen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• begreifen | → snappen; vatten; begrijpen | ↔ apprehend — to understand; to recognize |
• begreifen | → snappen; begrijpen | ↔ catch — to perceive and understand (jump) |
• begreifen | → bevatten; begrijpen | ↔ comprehend — to understand |
• begreifen | → snappen; begrijpen | ↔ grasp — to understand |
• begreifen | → snappen; verstaan; ontcijferen | ↔ make sense — decipher, understand |
• begreifen | → begrijpen; verstaan; snappen | ↔ understand — to be aware of the meaning of |
• begreifen | → beseffen; bevatten; snappen | ↔ comprendre — contenir en soi. |
• begreifen | → bevatten | ↔ concevoir — Comprendre, entendre bien quelque chose, en avoir une juste idée. |
• begreifen | → gewaar worden; merken; bemerken; vernemen; waarnemen; begrijpen | ↔ saisir — Discerner, comprendre. |