Summary
German to Dutch: more detail...
- kochen:
- Wiktionary:
Dutch to German: more detail...
- kopen:
- Wiktionary:
German
Detailed Translations for gekocht from German to Dutch
kochen:
-
kochen (Essen zubereiten)
-
kochen (zubereiten)
-
kochen (zubereiten)
-
kochen (sieden; erhitzen)
aan de kook raken; kookpunt bereiken-
aan de kook raken verb (raak aan de kook, raakt aan de kook, raakte aan de kook, raakten aan de kook, aan de kook geraakt)
-
kookpunt bereiken verb (bereik 't kookpunt, bereikt 't kookpunt, bereikte 't kookpunt, bereikten 't kookpunt, 't kookpunt bereikt)
-
-
kochen (sieden; erhitzen)
-
kochen (garkochen; garen)
Conjugations for kochen:
Präsens
- koche
- kochst
- kocht
- kochen
- kocht
- kochen
Imperfekt
- kochte
- kochtest
- kochte
- kochten
- kochtet
- kochten
Perfekt
- habe gekocht
- hast gekocht
- hat gekocht
- haben gekocht
- habt gekocht
- haben gekocht
1. Konjunktiv [1]
- koche
- kochest
- koche
- kochen
- kochet
- kochen
2. Konjunktiv
- kochte
- kochtest
- kochte
- kochten
- kochtet
- kochten
Futur 1
- werde kochen
- wirst kochen
- wird kochen
- werden kochen
- werdet kochen
- werden kochen
1. Konjunktiv [2]
- würde kochen
- würdest kochen
- würde kochen
- würden kochen
- würdet kochen
- würden kochen
Diverses
- koch!
- kocht!
- kochen Sie!
- gekocht
- kochend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for kochen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bereiden | Anfertigung; Erzeugung; Verfertigung; Vorbereitung; Zubereiten; Zubereitung | |
klaarmaken | Zubereiten | |
koken | Kochen; Kocherei; Sieden | |
toebereiden | Zubereiten | |
zieden | Kochen; Sieden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
aan de kook raken | erhitzen; kochen; sieden | |
bereiden | kochen; zubereiten | |
brouwen | kochen; zubereiten | |
eten bereiden | Essen zubereiten; kochen | |
gaar koken | garen; garkochen; kochen | |
gereed maken | kochen; zubereiten | |
iets toebereiden | kochen; zubereiten | |
klaarmaken | kochen; zubereiten | abmachen; erledigen; fertig bringen; vorbereiten |
koken | Essen zubereiten; kochen | |
koken van woede | erhitzen; kochen; sieden | |
kokkerellen | Essen zubereiten; kochen | |
kookpunt bereiken | erhitzen; kochen; sieden | |
prepareren | kochen; zubereiten | einarbeiten; einführen; einweisen; grundieren; vorarbeiten; vorbereiten |
toebereiden | kochen; zubereiten | einlegen; konservieren; marinieren; zubereiten |
zieden | erhitzen; kochen; sieden |
Synonyms for "kochen":
Wiktionary Translations for kochen:
kochen
kochen
Cross Translation:
-
Lebensmittel unter Einwirkung von Hitze zu einer Mahlzeit zubereiten
- kochen → koken
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kochen | → koken | ↔ boil — cook in boiling water |
• kochen | → koken | ↔ boil — begin to turn into a gas |
• kochen | → koken | ↔ cook — prepare (food) for eating |
• kochen | → koken | ↔ cook — become ready for eating |
• kochen | → koken | ↔ cook — prepare food |
• kochen | → borrelen; koken; op het kookpunt zijn; zieden | ↔ bouillir — Être dans l’état d’ébullition. Se dit proprement des liquides, lorsque la chaleur ou la fermentation y produit un mouvement et qu’il se forme des bulles à la surface. |
• kochen | → koken | ↔ cuire — préparer les aliments par le moyen du feu, de la chaleur, pour les rendre propres à être manger. devenir propre à être mangé ou propre à tel ou tel usage par le moyen du feu, de la chaleur. |
• kochen | → koken | ↔ cuisiner — Préparer à manger |
Wiktionary Translations for gekocht:
Dutch
Detailed Translations for gekocht from Dutch to German
gekocht form of kopen:
-
kopen (aankopen; verkrijgen; verwerven; aanschaffen)
– het krijgen in ruil voor geld 1 -
kopen (iets bemachtigen; verkrijgen; verwerven; eigen maken)
Conjugations for kopen:
o.t.t.
- koop
- koopt
- koopt
- kopen
- kopen
- kopen
o.v.t.
- kocht
- kocht
- kocht
- kochten
- kochten
- kochten
v.t.t.
- heb gekocht
- hebt gekocht
- heeft gekocht
- hebben gekocht
- hebben gekocht
- hebben gekocht
v.v.t.
- had gekocht
- had gekocht
- had gekocht
- hadden gekocht
- hadden gekocht
- hadden gekocht
o.t.t.t.
- zal kopen
- zult kopen
- zal kopen
- zullen kopen
- zullen kopen
- zullen kopen
o.v.t.t.
- zou kopen
- zou kopen
- zou kopen
- zouden kopen
- zouden kopen
- zouden kopen
diversen
- koop!
- koopt!
- gekocht
- kopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het kopen (aankoop; acquisitie; verwerving; verkrijging; aanschaf; afname; koop)
Translation Matrix for kopen:
Related Words for "kopen":
Antonyms for "kopen":
Related Definitions for "kopen":
Wiktionary Translations for kopen:
kopen
Cross Translation:
verb
kopen
-
in ruil voor geld iets in bezit krijgen
- kopen → kaufen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kopen | → kaufen | ↔ buy — to obtain for money |
• kopen | → kaufen; sich kaufen; einkaufen; abkaufen; erstehen | ↔ acheter — Tous sens |
• kopen | → kaufen; einkaufen; erwerben; erlangen; aneignen | ↔ acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général). |