Summary
German to Dutch: more detail...
- Gestüt:
- Wiktionary:
Dutch to German: more detail...
- gestut:
- stutten:
-
Wiktionary:
- stutten → stützen
- stutten → stützen, verstärken, anlegen, lehnen, anlehnen, stemmen, unterstützen, aufstützen
German
Detailed Translations for Gestüt from German to Dutch
Gestüt:
-
Gestüt (Pferdestall)
-
Gestüt (Pferdestall)
de paardenstal
Translation Matrix for Gestüt:
Noun | Related Translations | Other Translations |
paardenfokplaats | Gestüt; Pferdestall | |
paardenstal | Gestüt; Pferdestall | |
stoeterij | Gestüt; Pferdestall |
Dutch
Detailed Translations for Gestüt from Dutch to German
gestut:
-
gestut (ondersteund)
Translation Matrix for gestut:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
unterstützt | gestut; ondersteund |
stutten:
-
stutten (met palen stutten; schragen)
-
stutten (ondersteunen; steunen; schoren; dragen; schragen)
Conjugations for stutten:
o.t.t.
- stut
- stut
- stut
- stutten
- stutten
- stutten
o.v.t.
- stutte
- stutte
- stutte
- stutten
- stutten
- stutten
v.t.t.
- heb gestut
- hebt gestut
- heeft gestut
- hebben gestut
- hebben gestut
- hebben gestut
v.v.t.
- had gestut
- had gestut
- had gestut
- hadden gestut
- hadden gestut
- hadden gestut
o.t.t.t.
- zal stutten
- zult stutten
- zal stutten
- zullen stutten
- zullen stutten
- zullen stutten
o.v.t.t.
- zou stutten
- zou stutten
- zou stutten
- zouden stutten
- zouden stutten
- zouden stutten
en verder
- ben gestut
- bent gestut
- is gestut
- zijn gestut
- zijn gestut
- zijn gestut
diversen
- stut!
- stutt!
- gestut
- stuttend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stutten (schoorbalken; steunen)
Translation Matrix for stutten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Abstützen | schoorbalken; steunen; stutten | |
Stützen | schoorbalken; steunen; stutten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abstützen | dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | |
entlasten | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; van gewicht ontdoen; verlichten; weldoen |
stützen | dragen; met palen stutten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | assisteren; begronden; bijspringen; bijstaan; goeddoen; helpen; leunen; liefdadigheids werk doen; ondersteunen; rugsteunen; seconderen; steunen; weldoen; zich baseren |
unterstützen | dragen; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten | aanmoedigen; bedelen; begiftigen; bemoedigen; beschenken; motiveren; ondersteunen; opbeuren; rugsteunen; steunen; troosten; vertroosten |
Related Words for "stutten":
Wiktionary Translations for stutten:
stutten
Cross Translation:
verb
-
iets door het plaatsen van een steun voor omvallen behoeden
- stutten → stützen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stutten | → stützen; verstärken | ↔ buttress — support something physically with, or as if with, a buttress |
• stutten | → anlegen; lehnen; anlehnen; stemmen; stützen; unterstützen; aufstützen | ↔ accoter — appuyer d’un côté pour soutenir. |