Mittel: translate German

Summary

German to Dutch: more detail...

mittel:
- gemiddeld
- medium
Mittel:
- Standaard
Wiktionary:
- Mittel → middel, gemiddelde
- Mittel → uitweg, redmiddel, slimmigheid, middel, gemiddelde, middelen, bron, hulpbron, faciliteit, hulpmiddel, ressource, voertuig, waarmede, werktuig, stuk gereedschap, apparaat, maatregel, instrument, ding, voorwerp, waar, handelswaar, product, inkomen, ontvangst, opbrengst, verdienste, middelen van bestaan, victualiën, remedie, medium, weg, uitvlucht

German

Detailed Translations for Mittel from German to Dutch

Noun	Related Translations	Other Translations
medium	mittel	Medium; Speichermedium; Vermittlung
Adjective	Related Translations	Other Translations
gemiddeld	mittel	durchschnittlich; im Durchschnitt; meist vorkommend; mittelmäßig; modal
Modifier	Related Translations	Other Translations
medium		durchschnittlich; im Durchschnitt; mittelmäßig; modal

Not Specified	Related Translations	Other Translations
Standaard	Mittel

Agens; Arznei; Arzneimittel; Heilmittel; Medikament; Medizin; Pharmakon; Pharmazeutikum; Präparat; Remedium; Therapeutikum; Stoff; Substanz
arithmetisches Mittel; Durchschnitt; Durchschnittswert; Mittelmaß; Mittelwert; Schnitt
Instrument; Maßnahme
Informationsträger; Kommunikationsträger; Medium; Mittler

Mittel

noun

Mittel

noun

iets met behulp waarvan een doel bereikt kan worden
- middel → Mittel
iets dat wordt aangewend om ziekte, ongesteldheid te bestrijden
- middel → Mittel
geld, bezit
- middel → Mittel

Cross Translation:

From	To	Via
• Mittel	→ uitweg; redmiddel; slimmigheid	↔ expedient — a means for achieving an end
• Mittel	→ middel	↔ mean — method by which something is done
• Mittel	→ gemiddelde	↔ mean — intermediate value
• Mittel	→ middelen	↔ means — resources
• Mittel	→ bron; hulpbron; faciliteit; hulpmiddel; ressource	↔ resource — something that one uses to achieve an objective
• Mittel	→ voertuig	↔ vehicle — a medium
• Mittel	→ middelen; waarmede	↔ wherewithal — the ability and means to accomplish some task
• Mittel	→ middel; werktuig; stuk gereedschap; apparaat	↔ instrument — objet construire permettant d'exécuter une action.
• Mittel	→ maatregel	↔ mesure — Précaution, moyen qu’on prend pour arriver au but.
• Mittel	→ middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument	↔ outil — instrument dont les artisans, les jardiniers, etc., se servir pour leur travail.
• Mittel	→ ding; voorwerp; waar; handelswaar; product; middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument; inkomen; ontvangst; opbrengst; verdienste	↔ produit — résultat créatif de l’activité humaine.
• Mittel	→ middelen van bestaan; victualiën; remedie; medium; middel; weg; uitvlucht; uitweg	↔ ressource — Traductions à trier suivant le sens
• Mittel	→ middel; werktuig; stuk gereedschap; instrument	↔ ustensile — Objet pour les arts (2)

External Machine Translations: