Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Search: lunchen

German and Dutch Translation Search Results for lunchen

Summary

German to Dutch: more detail...

lunchen:
- lunchen
Wiktionary:
- lunchen → lunchen
- lunchen → lunchen, dineren, middageten

Dutch to German: more detail...

lunchen:
- lunchen; essen
lunch:
- Frühstück; Mittagessen; Mittagspause; Arbeitspause; Lunch
Wiktionary:
- lunchen → lunchen
- lunchen → lunchen, [[zu Mittag essen]]
- lunch → Mittagessen, Lunch, Diner

German

Detailed Translations for lunchen from German to Dutch

lunchen:

lunchen verb

lunchen (essen)
lunchen
- lunchen verb (lunch, luncht, lunchte, lunchten, geluncht)

Translation Matrix for lunchen:

Verb	Related Translations	Other Translations
lunchen	essen; lunchen

Wiktionary Translations for lunchen:

lunchen

verb

de lunch gebruiken
- lunchen → lunchen

Cross Translation:

From	To	Via
• lunchen	→ lunchen; dineren; middageten	↔ lunch — to eat lunch

Dutch

Detailed Translations for lunchen from Dutch to German

lunchen:

lunchen verb (lunch, luncht, lunchte, lunchten, geluncht)

lunchen
lunchen; essen
- lunchen verb
- essen verb (esse, ißt, aß, aßt, gegessen)

Conjugations for lunchen:

o.t.t.

lunch
luncht
luncht
lunchen
lunchen
lunchen

o.v.t.

lunchte
lunchte
lunchte
lunchten
lunchten
lunchten

v.t.t.

heb geluncht
hebt geluncht
heeft geluncht
hebben geluncht
hebben geluncht
hebben geluncht

v.v.t.

had geluncht
had geluncht
had geluncht
hadden geluncht
hadden geluncht
hadden geluncht

o.t.t.t.

zal lunchen
zult lunchen
zal lunchen
zullen lunchen
zullen lunchen
zullen lunchen

o.v.t.t.

zou lunchen
zou lunchen
zou lunchen
zouden lunchen
zouden lunchen
zouden lunchen

diversen

lunch!
luncht!
geluncht
lunchend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lunchen:

Verb	Related Translations	Other Translations
essen	lunchen	bikken; bunkeren; consumeren; dineren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; leegeten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schaften; schransen; schrokken; spijzen; tafelen; tegoed doen; tot zich nemen; uitgebreid eten; verorberen; voeden; voedsel geven; vreten; zitten proppen
lunchen	lunchen

Related Words for "lunchen":

lunch

Wiktionary Translations for lunchen:

lunchen

verb

de lunch gebruiken
- lunchen → lunchen

Cross Translation:

From	To	Via
• lunchen	→ lunchen; [[zu Mittag essen]]	↔ lunch — to eat lunch

lunch:

lunch [de ~ (m)] noun

de lunch (koffiemaaltijd)
Frühstück; Mittagessen
- Frühstück [das ~] noun
- Mittagessen [das ~] noun
de lunch (lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schaftuur; schafttijd)
die Mittagspause; die Arbeitspause
- Mittagspause [die ~] noun
- Arbeitspause [die ~] noun
de lunch
Mittagessen; der Lunch
- Mittagessen [das ~] noun
- Lunch [der ~] noun

Translation Matrix for lunch:

Noun	Related Translations	Other Translations
Arbeitspause	lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur	etenstijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing; werkpauze
Frühstück	koffiemaaltijd; lunch	ontbijt
Lunch	lunch
Mittagessen	koffiemaaltijd; lunch	lunchpakket; twaalfuurtje
Mittagspause	lunch; lunchpauze; lunchtijd; middagpauze; schafttijd; schaftuur	etenstijd; lunchtijd; lunchuur; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing

Related Words for "lunch":

lunchen

Wiktionary Translations for lunch:

Cross Translation:

From	To	Via
• lunch	→ Mittagessen	↔ dinner — midday meal
• lunch	→ Lunch; Mittagessen	↔ lunch — meal around midday
• lunch	→ Diner; Mittagessen	↔ déjeuner — FR\|fr Repas de midi.