Summary
German to Dutch: more detail...
- stammend:
- stammen:
-
Wiktionary:
- stammend → afkomstig
- stammen → afkomstig
- stammen → afstammen, het gevolg zijn van, ontspruiten, voortkomen
Dutch to German: more detail...
- stammen:
German
Detailed Translations for stammend from German to Dutch
stammend:
-
stammend (hingehorend)
Translation Matrix for stammend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
thuishorend | hingehorend; stammend |
stammen:
-
stammen (abstammen; hervorgehen)
voortkomen; afstammen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten; spruiten-
afkomstig zijn verb (ben afkomstig, bent afkomstig, is afkomstig, was afkomstig, waren afkomstig, afkomstig geweest)
-
stammen (ausschießen; sprießen; sein; entkeimen)
Conjugations for stammen:
Präsens
- stamme
- stammst
- stammt
- stammen
- stammt
- stammen
Imperfekt
- stammte
- stammtest
- stammte
- stammten
- stammtet
- stammten
Perfekt
- habe gestammt
- hast gestammt
- hat gestammt
- haben gestammt
- habt gestammt
- haben gestammt
1. Konjunktiv [1]
- stamme
- stammest
- stamme
- stammen
- stammet
- stammen
2. Konjunktiv
- stammte
- stammtest
- stammte
- stammten
- stammtet
- stammten
Futur 1
- werde stammen
- wirst stammen
- wird stammen
- werden stammen
- werdet stammen
- werden stammen
1. Konjunktiv [2]
- würde stammen
- würdest stammen
- würde stammen
- würden stammen
- würdet stammen
- würden stammen
Diverses
- stamm!
- stammt!
- stammen Sie!
- gestammt
- stammend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for stammen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
afstammen | Abstammen | |
spruiten | Abstammen; Setzlinge; Sprößlinge; Stecklinge | |
stammen | Rassen; Stämme; Volksstämme | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
afkomstig zijn | abstammen; hervorgehen; stammen | |
afstammen | abstammen; hervorgehen; stammen | |
ontspruiten | abstammen; hervorgehen; stammen | entspringen; entstehen; hervorgehen |
spruiten | abstammen; ausschießen; entkeimen; hervorgehen; sein; sprießen; stammen | entkeimen; sprießen |
stammen | abstammen; hervorgehen; stammen | |
uitschieten | ausschießen; entkeimen; sein; sprießen; stammen | ausrutschen; fallen; glitschen; rutschen |
uitschieten plantkunde | ausschießen; entkeimen; sein; sprießen; stammen | |
voortkomen | abstammen; hervorgehen; stammen | entspringen; entstehen; wachsen |
Synonyms for "stammen":
Wiktionary Translations for stammen:
stammen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stammen | → afstammen; het gevolg zijn van; ontspruiten; voortkomen | ↔ provenir — procéder, venir, dériver, résulter. |
Dutch
Detailed Translations for stammend from Dutch to German
stammend form of stammen:
-
stammen (afstammen; voortkomen; afkomstig zijn; ontspruiten; spruiten)
abstammen; stammen; hervorgehen-
hervorgehen verb (gehe hervor, gehst hervor, geht hervor, ging hervor, gingt hervor, hervorgegangen)
Conjugations for stammen:
o.t.t.
- stam
- stamt
- stamt
- stammen
- stammen
- stammen
o.v.t.
- stamde
- stamde
- stamde
- stamden
- stamden
- stamden
v.t.t.
- heb gestamd
- hebt gestamd
- heeft gestamd
- hebben gestamd
- hebben gestamd
- hebben gestamd
v.v.t.
- had gestamd
- had gestamd
- had gestamd
- hadden gestamd
- hadden gestamd
- hadden gestamd
o.t.t.t.
- zal stammen
- zult stammen
- zal stammen
- zullen stammen
- zullen stammen
- zullen stammen
o.v.t.t.
- zou stammen
- zou stammen
- zou stammen
- zouden stammen
- zouden stammen
- zouden stammen
en verder
- ben gestamd
- bent gestamd
- is gestamd
- zijn gestamd
- zijn gestamd
- zijn gestamd
diversen
- stam!
- stamt!
- gestamd
- stammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de stammen (volksstammen)
-
de stammen (boomstammen)
Translation Matrix for stammen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Rassen | stammen; volksstammen | |
Stämme | boomstammen; stammen; volksstammen | vaste kernen; volkeren |
Volksstämme | stammen; volksstammen | volkeren |
Verb | Related Translations | Other Translations |
abstammen | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | |
hervorgehen | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | bewaarheid worden; blijken; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; resulteren; uitbotten; uitkomen; uitkomen bij; uitlopen; uitvloeien in; voortkomen uit |
stammen | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | spruiten; uitschieten; uitschieten plantkunde |