Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate Abrechnung

Translate Abrechnung from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Abrechnung:
- afrekening; afrekening in het criminele circuit; verrekening; vereffening; afrekenen
- Facturering

German

Detailed Translations for Abrechnung from German to Dutch

Abrechnung:

Abrechnung [die ~] noun

die Abrechnung (Rechnung; Rechenschaft; Verantwortung)
de afrekening
- afrekening [de ~ (v)] noun
die Abrechnung
de afrekening; afrekening in het criminele circuit
- afrekening [de ~ (v)] noun
- afrekening in het criminele circuit [znw.] noun
die Abrechnung (Abrechnen; Verrechnung)
de verrekening; de afrekening; de vereffening; afrekenen
- verrekening [de ~ (v)] noun
- afrekening [de ~ (v)] noun
- vereffening [de ~ (v)] noun
- afrekenen [znw.] noun

Abrechnung

Abrechnung
Facturering
- Facturering

Translation Matrix for Abrechnung:

Noun	Related Translations	Other Translations
afrekenen	Abrechnen; Abrechnung; Verrechnung	Abrechnen
afrekening	Abrechnen; Abrechnung; Rechenschaft; Rechnung; Verantwortung; Verrechnung	Beibezahlen; Schuld begleichen; Zubezahlen
afrekening in het criminele circuit	Abrechnung
vereffening	Abrechnen; Abrechnung; Verrechnung	Ausgleich; Ausgleichung; Beibezahlen; Beilegung; Einigung; Erledigung; Regelung; Schadensbegleichung; Schdensregulierung; Schlichtung; Schuld begleichen; Zubezahlen
verrekening	Abrechnen; Abrechnung; Verrechnung	Beibezahlen; Schuld begleichen; Zubezahlen
Verb	Related Translations	Other Translations
afrekenen		abrechnen; abtragen; abzahlen; aufheben; auflösen; auszahlen; begleichen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; freikaufen; liquidieren; schließen
Not Specified	Related Translations	Other Translations
Facturering	Abrechnung	Rechnung; Rechnungs-Manager

Synonyms for "Abrechnung":

Ausgleich; Bilanz; Rechnung; Schlussrechnung
Berechnung; Faktur; Faktura; Liquidation; Prozentrechnung; Zinsrechnung