Translate Schlepper from German to Dutch

Summary

German to Dutch: more detail...

Schlepper:
- tractor; trekker; sleepboot; sleepboten; slepers; wandelaars; trekkers; klantenlokkers; runners; aanbrengers; stoepiers; sleper
Wiktionary:
- Schlepper → sleepboot
- Schlepper → tractor, trekker, sleepboot, sleper

German

Detailed Translations for Schlepper from German to Dutch

der Schlepper (Traktor; Sattelschlepper; Trecker)
de tractor; de trekker
- tractor [de ~ (m)] noun
- trekker [de ~ (m)] noun
der Schlepper (Schleppschiff; Schleppdampfer)
de sleepboot
- sleepboot [de ~] noun
der Schlepper (Schleppdampfer)
de sleepboten; de slepers
- sleepboten [de ~] noun, plural
- slepers [de ~] noun, plural
der Schlepper (Spaziergänger; Drücker; Aussteller)
de wandelaars; de trekkers
- wandelaars [de ~] noun, plural
- trekkers [de ~] noun, plural
der Schlepper (Kundenwerber; Anreißer)
klantenlokkers; de runners; de aanbrengers; stoepiers
- klantenlokkers [znw.] noun
- runners [de ~] noun, plural
- aanbrengers [de ~] noun, plural
- stoepiers [znw.] noun
der Schlepper (Trosse; Trawler)
de sleper
- sleper [de ~ (m)] noun

Schlepper

noun

Schlepper

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• Schlepper	→ tractor; trekker	↔ tractor — farm vehicle
• Schlepper	→ sleepboot; sleper	↔ tugboat — small, powerful boat
• Schlepper	→ sleepboot	↔ remorqueur — Bâtiment qui remorque.

Noun	Related Translations	Other Translations
aanbrengers	Anreißer; Kundenwerber; Schlepper	Polizeispitzel; Schnüffler; Spitzel
klantenlokkers	Anreißer; Kundenwerber; Schlepper
runners	Anreißer; Kundenwerber; Schlepper
sleepboot	Schleppdampfer; Schlepper; Schleppschiff
sleepboten	Schleppdampfer; Schlepper
sleper	Schlepper; Trawler; Trosse
slepers	Schleppdampfer; Schlepper
stoepiers	Anreißer; Kundenwerber; Schlepper
tractor	Sattelschlepper; Schlepper; Traktor; Trecker	landwirtschaftliche Zugmaschine
trekker	Sattelschlepper; Schlepper; Traktor; Trecker	Scheibenwischer; wanderin
trekkers	Aussteller; Drücker; Schlepper; Spaziergänger	Traktor; Trecker
wandelaars	Aussteller; Drücker; Schlepper; Spaziergänger