Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. anschwatzen:


German

Detailed Translations for anschwatzen from German to Dutch

anschwatzen:

anschwatzen verb

  1. anschwatzen (anschmieren; aufschwätzen)
    aansmeren; aanpraten
    • aansmeren verb (smeer aan, smeert aan, smeerde aan, smeerden aan, aangesmeerd)
    • aanpraten verb (praat aan, praatte aan, praatten aan, aangepraat)

Translation Matrix for anschwatzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aanpraten anschmieren; anschwatzen; aufschwätzen aufreden; aufschwatzen
aansmeren anschmieren; anschwatzen; aufschwätzen aufreden; aufschwatzen