Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate kultiviert

Translate kultiviert from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. kultiviert:
  2. kultivieren:
  3. Wiktionary:

German

Detailed Translations for kultiviert from German to Dutch

kultiviert:

kultiviert adj

  1. kultiviert (zivilisiert; gepflegt; wohlerzogen; )
    ontwikkeld; geciviliseerd; beschaafd; gecultiveerd
  2. kultiviert (gepflegt)
    met zorg aangekweekt; gecultiveerd

Translation Matrix for kultiviert:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
beschaafd anständig; gepflegt; gut versorgt; höflich; korrekt; kultiviert; wohlerzogen; zivilisiert anständig; gebildet; höflich; wohlanständig; wohlerzogen; zivilisiert
geciviliseerd anständig; gepflegt; gut versorgt; höflich; korrekt; kultiviert; wohlerzogen; zivilisiert
gecultiveerd anständig; gepflegt; gut versorgt; höflich; korrekt; kultiviert; wohlerzogen; zivilisiert bebaut
ontwikkeld anständig; gepflegt; gut versorgt; höflich; korrekt; kultiviert; wohlerzogen; zivilisiert belesen; entwickelt; gelehrt; geschult; hochgebildet; hochgelehrt; klug; literarisch gebildet; studiert; wissenschaftlich gebildet
ModifierRelated TranslationsOther Translations
met zorg aangekweekt gepflegt; kultiviert

Synonyms for "kultiviert":


kultiviert form of kultivieren:

kultivieren verb (kultiviere, kultivierst, kultiviert, kultivierte, kultiviertet, kultiviert)

  1. kultivieren (züchten; erzeugen; anbauen; )
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken verb (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken verb (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen verb (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren verb (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen verb (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • planten verb (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen verb (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken verb (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten verb (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken verb (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)
  2. kultivieren
    ontginnen; voor landbouw klaar maken

Conjugations for kultivieren:

Präsens
  1. kultiviere
  2. kultivierst
  3. kultiviert
  4. kultivieren
  5. kultiviert
  6. kultivieren
Imperfekt
  1. kultivierte
  2. kultiviertest
  3. kultivierte
  4. kultivierten
  5. kultiviertet
  6. kultivierten
Perfekt
  1. habe kultiviert
  2. hast kultiviert
  3. hat kultiviert
  4. haben kultiviert
  5. habt kultiviert
  6. haben kultiviert
1. Konjunktiv [1]
  1. kultiviere
  2. kultivierest
  3. kultiviere
  4. kultivieren
  5. kultivieret
  6. kultivieren
2. Konjunktiv
  1. kultivierte
  2. kultiviertest
  3. kultivierte
  4. kultivierten
  5. kultiviertet
  6. kultivierten
Futur 1
  1. werde kultivieren
  2. wirst kultivieren
  3. wird kultivieren
  4. werden kultivieren
  5. werdet kultivieren
  6. werden kultivieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kultivieren
  2. würdest kultivieren
  3. würde kultivieren
  4. würden kultivieren
  5. würdet kultivieren
  6. würden kultivieren
Diverses
  1. kultivier!
  2. kultiviert!
  3. kultivieren Sie!
  5. kultiviert
  6. kultivierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for kultivieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
aankweken Anbau; Anbauen; Anpflanzen; Anpflanzung; Fortpflanzung; Zucht; Züchten; Züchtung
aanplanten Anbauen; Anpflanzen; Anpflanzung
fokken Fortpflanzung; Zucht; Züchten; Züchtung
kweken Anbau; Anbauen; Anbauten; Fortpflanzung; Zucht; Züchte; Züchten; Züchtung
planten Anbau; Anbauen; Anpflanzen; Anpflanzung; Bepflanzung; Vegetation
telen Anbau; Anbauen; Anbauten; Fock; Fortpflanzung; Gezücht; Heranziehung; Nachbildung; Umbau; Umbauten; Viehzucht; Wiedergabe; Zucht; Züchte; Züchten; Züchterei; Züchtung
verbouwen Anbau; Anbauen; Anbauten; Fortpflanzung; Zucht; Züchte; Züchten; Züchtung
VerbRelated TranslationsOther Translations
aankweken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
aanplanten anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
fokken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten fortpflanzen; hervorbringen; ziehen; züchten
genereren anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
kweken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten fortpflanzen; hervorbringen; ziehen; züchten
ontginnen kultivieren ausbeuten; entschließen; erschließen; roden; urbar machen; urbarmachen
opkweken anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
planten anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten einpflanzen; pflanzen
procreëren anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
telen anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten
verbouwen anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten umbauen; verbauen
voor landbouw klaar maken kultivieren
voortbrengen anbauen; anpflanzen; aufbauen; aufziehen; erzeugen; fortpflanzen; hegen; heranbilden; heranziehen; hervorbringen; kultivieren; treiben; umbauen; umgestalten; umwandeln; zeugen; ziehen; züchten anfertigen; entbinden; entwickeln; erzeugen; fabrizieren; fertigbringen; gebären; herstellen; machen; produzieren; verfassen; verfertigen; vorbringen; zeugen; zur Welt bringen

Synonyms for "kultivieren":


Wiktionary Translations for kultivieren:

kultivieren
verb
  1. landbouwgrond bewerken
  2. in cultuur brengen
Cross Translation:
FromToVia
• kultivieren → telen; verbouwen ↔ cultivate — grow plants, notably crops
• kultivieren → cultiveren; verzorgen ↔ cultivate — nurture
• kultivieren → bebouwen; beschaven; kweken; aankweken; telen; verbouwen ↔ cultiver — travailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions.
• kultivieren → dresseren; grootbrengen; kweken; opleiden; opvoeden ↔ éduquer — Former par l’éducation, instruire.







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0898 seconds
Page rendered in 1.0 seconds