Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate vertagen

Translate vertagen from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. vertagen:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for vertagen from German to Dutch

vertagen:

vertagen verb (vertage, vertagst, vertagt, vertagte, vertagtet, vertagt)

  1. vertagen (hinausschieben; verschieben; verlegen; aufschieben)
    uitstellen; verschuiven; vertragen; opschuiven; opschorten; voor zich uitschuiven; rekken
    • uitstellen verb (stel uit, stelt uit, stelde uit, stelden uit, uitgesteld)
    • verschuiven verb (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • vertragen verb (vertraag, vertraagt, vertraagde, vertraagden, vertraagd)
    • opschuiven verb (schuif op, schuift op, schoof op, schoven op, opgeschoven)
    • opschorten verb (schort op, schortte op, schortten op, opgeschort)
    • rekken verb (rek, rekt, rekte, rekten, gerekt)
  2. vertagen
    verdagen
    • verdagen verb (verdaag, verdaagt, verdaagde, verdaagden, verdaagd)

Conjugations for vertagen:

Präsens
  1. vertage
  2. vertagst
  3. vertagt
  4. vertagen
  5. vertagt
  6. vertagen
Imperfekt
  1. vertagte
  2. vertagtest
  3. vertagte
  4. vertagten
  5. vertagtet
  6. vertagten
Perfekt
  1. habe vertagt
  2. hast vertagt
  3. hat vertagt
  4. haben vertagt
  5. habt vertagt
  6. haben vertagt
1. Konjunktiv [1]
  1. vertage
  2. vertagest
  3. vertage
  4. vertagen
  5. vertaget
  6. vertagen
2. Konjunktiv
  1. vertagte
  2. vertagtest
  3. vertagte
  4. vertagten
  5. vertagtet
  6. vertagten
Futur 1
  1. werde vertagen
  2. wirst vertagen
  3. wird vertagen
  4. werden vertagen
  5. werdet vertagen
  6. werden vertagen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vertagen
  2. würdest vertagen
  3. würde vertagen
  4. würden vertagen
  5. würdet vertagen
  6. würden vertagen
Diverses
  1. vertag!
  2. vertagt!
  3. vertagen Sie!
  5. vertagt
  6. vertagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for vertagen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
opschorten aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen
opschuiven aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen aufrücken; einrücken; rücken; setzen; sichversetzen; umstellen; verlegen; verrücken; verschieben; versetzen; verstellen; vor sich her schieben; vorschieben; zur Seite rücken; zusammenrücken
rekken aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen aufschieben; ausstrecken; ausweiten; dehnen; hinausschieben; recken; verspäten; verzögern; zaudern; zögern
uitstellen aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen erneut erinnern; rückstellen
verdagen vertagen
verschuiven aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen aufschieben; bewegen; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen
vertragen aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen anhalten; aufhalten; aufschieben; hemmen; hinausschieben; hinhalten; stocken; verspäten; verzögern; zaudern; zögern
voor zich uitschuiven aufschieben; hinausschieben; verlegen; verschieben; vertagen aufschieben; verrücken; verschieben

Synonyms for "vertagen":


Wiktionary Translations for vertagen:

vertagen
verb
  1. een zitting opschorten tot een nadere datum
Cross Translation:
FromToVia
• vertagen → uitstellen ↔ defer — to delay
• vertagen → uitstellen ↔ stay — To postpone
• vertagen → aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven ↔ ajourner — remettre à un autre jour.
• vertagen → afwisselen; variëren; werken; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; verschillen; schelen; uiteenlopen ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens
• vertagen → achteruitlopen; terugdeinzen; teruggaan; achteruitgaan; terrein verliezen; teruglopen; verlopen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; toegeven; afstaan; wijken ↔ reculer — tirer ou pousser un objet en arrière.
• vertagen → aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen ↔ renvoyer — envoyer de nouveau.
• vertagen → vertragen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven ↔ retarder — différer, temporiser.

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0910 seconds
Page rendered in 1.0 seconds