Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. warmhalten:


German

Detailed Translations for warmhalten from German to Dutch

warmhalten:

warmhalten verb

  1. warmhalten (ausbrüten; brüten)
    uitbroeden; broeden; warmhouden
    • uitbroeden verb (broed uit, broedt uit, broedde uit, broedden uit, uitgebroed)
    • broeden verb (broed, broedt, broedde, broedden, gebroed)
    • warmhouden verb

Translation Matrix for warmhalten:

NounRelated TranslationsOther Translations
broeden Brut; Gelichter; Gesindel; Kanaille; Lumpengesindel; Pack; Plebs; Pöbel; Sippschaft; Zeug
VerbRelated TranslationsOther Translations
broeden ausbrüten; brüten; warmhalten
uitbroeden ausbrüten; brüten; warmhalten
warmhouden ausbrüten; brüten; warmhalten