Summary
English to Dutch: more detail...
-
set going:
-
Wiktionary:
set going → afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden, starten, afgaan, weggaan, zich verwijderen, afvuren, losbranden, opstappen, op weg gaan, tijgen, aan de gang brengen
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for set going from English to Dutch
set going: (*Using Word and Sentence Splitter)
- set: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; set; strakgespannen; bepaalde hoeveelheid; wedstrijd; partij; pot; strijd; concours; koppel; stel; span; inklinken; groep van twee of meer; ondergaan; strak; situeren; zinken; star; zich afspelen; verstard; onder water gaan; groep; hoop; troep; bende; initiëren; op gang brengen; accumulatie; samenscholing; synchroniseren; gelijkzetten; manche; onderonsje; kliek; stremmen; stijf worden; benoemde set
- go: gaan; vertrekken; weggaan; opstappen; heengaan; opbreken; zich begeven; lopen; stappen; zich voortbewegen; weg; heen; vort; ksst; beurt; spelletje; rondje; afleggen; meters maken
- going: thuishorend
Wiktionary Translations for set going:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• set going | → afrijden; uitlopen; uitvaren; vertrekken; wegrijden; starten; afgaan; weggaan; zich verwijderen; afvuren; losbranden; opstappen; op weg gaan; tijgen; aan de gang brengen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |