English
Detailed Translations for take charge of from English to Dutch
take charge of: (*Using Word and Sentence Splitter)
- take: nemen; pakken; ophalen; meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen; hanteren; gebruik maken van; bezigen; innemen; medicijn innemen; gebruiken; toepassen; benutten; aanwenden; aangrijpen; stelen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; aannemen; accepteren; aanvaarden; cadeau aannemen; aanpakken; ingrijpen; grijpen; zich bedienen; toetasten; toegrijpen; winst; baat; profijt; gewin; naartoe brengen; utiliseren; verstouwen; verstuwen; bezetten
- charge: factureren; in rekening brengen; aanklagen; ten laste leggen; beschuldiging; aanklacht; tenlastelegging; overdrijven; chargeren; verklaring; rapport; lading; proces verbaal; electrische lading; beschuldigen; verdenken; betichten; verdacht maken; incrimineren; gebieden; bevelen; opdragen; commanderen; gelasten; verordenen; decreteren; casseren; verordonneren; voorschrijven; dicteren; tenlaste leggen; toeslag
- of: van; van de zijde van
Wiktionary Translations for take charge of:
take charge of
verb
-
zich ~ met: de verantwoordelijkheid of uitvoering van iets op zich nemen