Summary
English to Dutch: more detail...
-
institution building:
-
Wiktionary:
institution building → inrichting
-
Wiktionary:
English
Detailed Translations for institution building from English to Dutch
institution building: (*Using Word and Sentence Splitter)
- institute: orgaan; zintuig; benoemen; aanstellen; installeren
- institution: dienst; instituut; orgaan; zintuig; internaat; kostschool; onderneming; corporatie; handelsonderneming; handelsmaatschappij; handelsvereniging; handelsvennootschap; pensionaat
- build: bouwen; construeren; opbouwen; uitbouwen; aanbouwen; bijbouwen; lichaamsbouw; constitutie; uiterlijk; figuur; gedaante; postuur; vorm; gestalte; oprichten; optrekken; overeindzetten; in elkaar timmeren; ineentimmeren; timmerend in elkaar zetten; compileren; lichaamspostuur; build
- building: bouwwerk; gebouw; pand; opbouwen; constructie; samengesteld geheel; samenstelling; organisatie; opbouw; systeem; structuur; ordening; bouw; bouwsector; huis; perceel
Wiktionary Translations for institution building:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• institution building | → inrichting | ↔ Institut — (umgangssprachlich) Gebäude, in dem sich [1] befindet |