Summary


English

Detailed Translations for finnish from English to Dutch

finnish:

finnish verb

  1. finnish (complete)
    completeren; vervolledigen; volledig maken; compleet maken
    • completeren verb (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
    • vervolledigen verb (vervolledig, vervolledigt, vervolledigde, vervolledigden, vervolledigd)
    • volledig maken verb (maak volledig, maakt volledig, maakte volledig, maakten volledig, volledig gemaakt)
    • compleet maken verb (maak compleet, maakt compleet, maakte compleet, maakten compleet, compleet gemaakt)

Translation Matrix for finnish:

VerbRelated TranslationsOther Translations
compleet maken complete; finnish
completeren complete; finnish accomplish; add; better; bring to an end; complete; count up; end; fill up; finish; get done; get ready; improve; make better; perfect; replenish; round off; to make complete; total; wind up
vervolledigen complete; finnish better; complete; finish; improve; make better; perfect
volledig maken complete; finnish better; complete; finish; improve; make better; perfect

Synonyms for "finnish":

  • Finnish; European country; European nation
  • Finnish; Suomi; Baltic-Finnic