English
Detailed Translations for go down on from English to Dutch
go down on: (*Using Word and Sentence Splitter)
- go: gaan; vertrekken; weggaan; opstappen; heengaan; opbreken; zich begeven; lopen; stappen; zich voortbewegen; weg; heen; vort; ksst; beurt; spelletje; rondje; afleggen; meters maken
- down: dons; nesthaar; beneden; af; neer; omlaag; naar beneden; onderuithalen; tekkelen; onderuit; omver; van onderen; kapok
- on: aan; bij; erbij; erop; ten behoeve van; ten; ten tonele
go down on:
Translation Matrix for go down on:
Verb | Related Translations | Other Translations |
- | blow; fellate; suck |