Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
salir al paso:
-
Wiktionary:
salir al paso → aanbinden, aanvangen, beginnen, stoten op, zich stoten aan, aankaarten, aansnijden, aan land gaan, landen, aanlanden, aanklampen, aanspreken, toespreken, enteren, aanhaken, vasthaken, aan komen lopen, aanpakken, beginnen met, toetreden, aan wal komen
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for salir al paso from Spanish to Dutch
salir al paso: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Salir: Afsluiten
- salir: gaan; weggaan; opstappen; opbreken; uitgaan; stappen; de hort op gaan; vertrekken; verlaten; heengaan; verwijderen; smeren; belanden; terechtkomen; geraken; verzeilen; reizen; trekken; zwerven; rondreizen; verdwijnen; wegtrekken; afreizen; wegreizen; blijken; bewaarheid worden; uitstappen; eruitgaan; eruit gaan; vluchten; weglopen; ontkomen; ontvluchten; wegrennen; wegkomen; ontglippen; ontsnappen aan; zich vrijmaken; passen; uitkomen; geschikt zijn; deugen; passend zijn; conveniëren; uitstromen; ervandoor gaan; zich uit de voeten maken; hem smeren; de plaat poetsen; stoppen; afsluiten; opgeven; ophouden; uithalen; afzeggen; afvallen; losmaken; uittrekken; vrijkomen; afzien van; afhaken; loskomen; extraheren; uitrijden; vooraan staan; tornen; loskrijgen; ontslagen worden; vooruitsteken; lostornen; vooruitspringen; eruitstappen; naar de vijand overlopen; op vrije voeten gesteld worden
- al: bij; te; via; ter; bij de
- pasar: plaatsvinden; voordoen; voorvallen; gebeuren; plaats vinden; geschieden; plaats hebben; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; rondvertellen; rondbrieven; aankomen; bezoeken; langskomen; langsgaan; voorbijkomen; op visite gaan; iemand opzoeken; afsluiten; overgaan; sluiten; overschrijven; overboeken; toedoen; geld overmaken; dichtdoen; overzenden; toemaken; overkomen; doorkomen; sterven; overlijden; doodgaan; omkomen; kapotgaan; teruggaan; instorten; zinken; verteren; achteruitgaan; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; toegaan; overschrijden; overheen gaan; rijzen; oprijzen; overheen trekken; doorhalen; voorbijlopen; erdoor komen; snel bewegen
- pasarse: doorschieten; naar de vijand overlopen
- paso: stap; schrede; weg; baan; afstand; traject; route; ronde; etappe; tournee; baanvak; deur; gang; pad; doorgang; passage; gangpad; doorloop; dreef; landweg; paadje; buitenweg; trekpad; tred; pas; bergpas; voetstap; draf; gang van een paard; portiek; doorreis; doortocht; toelating; pasje; geul; vaargeul; doorvaart; tekenbreedte
Wiktionary Translations for salir al paso:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• salir al paso | → aanbinden; aanvangen; beginnen; stoten op; zich stoten aan; aankaarten; aansnijden; aan land gaan; landen; aanlanden; aanklampen; aanspreken; toespreken; enteren; aanhaken; vasthaken; aan komen lopen; aanpakken; beginnen met; toetreden; aan wal komen | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |