Summary
Spanish to Dutch: more detail...
- robado:
-
robar:
- stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken; ontnemen; toeëigenen; snaaien; kapen; roven; ontfutselen; wegnemen; plunderen; benemen; afnemen; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen; achterhouden; wegfutselen; bestelen; beroven; ladelichten; aftroggelen; bietsen; grissen; afpakken; ontstelen; depriveren; te kort doen; beroven van; afbedelen; leegplunderen; uitplunderen; declineren; achteruitgaan; minder worden
- stelen
- Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for robado from Spanish to Dutch
robado:
-
robado (quitado; expulsado)
-
robado (aclarado; aliviado; elucidado; explicado; ilustrado; aligerado; esclarecido; mitigado)
verlicht; verhelderd; bijgelicht; belicht; beschenen-
verlicht adj
-
verhelderd adj
-
bijgelicht adj
-
belicht adj
-
beschenen adj
-
-
robado
-
robado
-
robado (mangado)
Translation Matrix for robado:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
verlicht | aclarado; aligerado; aliviado; elucidado; esclarecido; explicado; ilustrado; mitigado; robado | |
verwijderd | expulsado; quitado; robado | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
belicht | aclarado; aligerado; aliviado; elucidado; esclarecido; explicado; ilustrado; mitigado; robado | aclarado; elucidado |
beroofd | robado | |
beschenen | aclarado; aligerado; aliviado; elucidado; esclarecido; explicado; ilustrado; mitigado; robado | |
bijgelicht | aclarado; aligerado; aliviado; elucidado; esclarecido; explicado; ilustrado; mitigado; robado | |
gejat | mangado; robado | |
lichter gemaakt | robado | |
van gewicht ontdaan | robado | |
verhelderd | aclarado; aligerado; aliviado; elucidado; esclarecido; explicado; ilustrado; mitigado; robado | aclarado; aligerado; aliviado; elucidado; esclarecido; explicado |
weggehaald | expulsado; quitado; robado |
Synonyms for "robado":
robar:
-
robar (hurtar; birlar; mangar; llevarse con el pico; arrebatar; mangar a)
stelen; jatten; pikken; verdonkeremanen; gappen; wegpikken; inpikken; ontvreemden; wegkapen; vervreemden; achteroverdrukken-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
robar (hurtqr; coger)
stelen; pikken; verdonkeremanen; ontnemen; toeëigenen; snaaien; gappen; kapen; inpikken; roven; ontfutselen; jatten; ontvreemden; wegpikken; wegnemen; plunderen; wegkapen; benemen; achteroverdrukken; afnemen; vervreemden; verduisteren; verdonkeren; wegpakken; leegstelen-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
robar (defraudar; evitar; escapar; disimular; mangar; disentir; divergir; huntar; desfalcar; mangar a; guardarse de)
stelen; pikken; verduisteren; wegpikken; jatten; ontvreemden; verdonkeremanen; vervreemden; inpikken; wegkapen; gappen; achterhouden; achteroverdrukken; wegfutselen-
verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
-
achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)
-
wegfutselen verb
-
robar
-
robar
ladelichten-
ladelichten verb
-
-
robar (mangar; birlar)
-
robar (privar de; quitar; saquear; sustraer)
-
robar (privar de; llevarse; quitar; privar; llevar; remover)
-
robar (privar; quitar; pillar; asaltar; privar de)
-
robar (mangar; coger; pegar; picar; arrancar; pulir; hurtar; escamotear; piratear)
-
robar (pillar; quitar; saquear; desvalijar)
-
robar (abreviar; disminuir; bajar; regresar; ahorrar; vencer; rebajar; remover; llevarse; desaparecer; recortar; reducir; descender; menguar; decaer; decrecer)
declineren; afnemen; achteruitgaan; minder worden-
achteruitgaan verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
Conjugations for robar:
presente
- robo
- robas
- roba
- robamos
- robáis
- roban
imperfecto
- robaba
- robabas
- robaba
- robábamos
- robabais
- robaban
indefinido
- robé
- robaste
- robó
- robamos
- robasteis
- robaron
fut. de ind.
- robaré
- robarás
- robará
- robaremos
- robaréis
- robarán
condic.
- robaría
- robarías
- robaría
- robaríamos
- robaríais
- robarían
pres. de subj.
- que robe
- que robes
- que robe
- que robemos
- que robéis
- que roben
imp. de subj.
- que robara
- que robaras
- que robara
- que robáramos
- que robarais
- que robaran
miscelánea
- ¡roba!
- ¡robad!
- ¡no robes!
- ¡no robéis!
- robado
- robando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for robar:
Synonyms for "robar":
Wiktionary Translations for robar:
robar
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• robar | → jatten; stelen | ↔ klauen — (transitiv) umgangssprachlich: etwas entwenden, stehlen |
• robar | → stelen | ↔ stehlen — etwas stehlen: etwas aus dem Besitz eines anderen ohne dessen Einverständnis wegnehmen; einen Diebstahl begehen |
• robar | → ontvreemden; ontwenden | ↔ purloin — To convert the property of another |
• robar | → stelen; ontvreemden; jatten | ↔ steal — to illegally take possession of |
• robar | → gappen; ontvreemden; stelen | ↔ dérober — Enlever, voler en cachette. (Sens général). |
• robar | → bekoren; charmeren; in verrukking brengen; verrukken; buitmaken; plunderen; roven; stropen; ontroven | ↔ ravir — enlever de force, emporter avec violence. |
• robar | → stelen | ↔ voler — s’approprier le bien d’autrui. prendre quelque chose à quelqu’un sans son accord, dérober. |
Dutch