Spanish
Detailed Translations for chocopanda from Spanish to Dutch
chocopanda: (*Using Word and Sentence Splitter)
- chocar: botsen; aanrijden; stoten op; op elkaar stoten; op elkaar knallen; stoten; porren; een por geven; rammelen; kletteren; rinkelen; kwaadspreken; ophoesten; lasteren; belasteren; bruuskeren; ineenslaan; klingelen; smaden; tinkelen; tingelen; op elkaar botsen; tegen elkaar slaan; onheus bejegenen; kapotrijden; voor de dag komen met
- panda: koppel; stel; span; groep van twee of meer
Wiktionary Translations for chocopanda:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• chocopanda | → nektapijt; matje | ↔ mullet — hairstyle |