Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
de muy buena gana:
-
Wiktionary:
de muy buena gana → dolgraag, zielsgraag
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for de muy buena gana from Spanish to Dutch
de muy buena gana: (*Using Word and Sentence Splitter)
- dar: geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; verlenen; doneren; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; verdelen; uitreiken; distribueren; ronddelen; draaien; wenden; meegeven; meesturen; zwenken; meezenden; toebrengen; toewijzen; toekennen; gunnen; ondervragen; uitkeren; toebedelen; verhoren; overhoren; uitvragen; uithoren; gunst verlenen; iets toekennen
- darse: spelen; optreden; performen; geven; schenken; doneren; gunnen; gunst verlenen
- dársela: verneuken
- muy: veel; erg; behoorlijk; behoorlijke; bijzonder; zeer; buitengewoon; extreem; uiterst; heel erg; uitermate; buitensporig; ten zeerste; excessief; hogelijk; buitengemeen; vaak; regelmatig; dikwijls; veelvuldig; meermaals; frequent; menigmaal; geweldig; prachtig; fantastisch; formidabel; pijnlijk; intensief; intens; hard; luid; hardop; in hoge mate; geducht; zeerste
- bueno: goed; precies; juist; correct; lekker; fijn; aangenaam; prettig; mooi; aantrekkelijk; knap; aanlokkelijk; attractief; bevallig; nu; tegenwoordig; momenteel; nou; op dit moment; lief; zoet; voorbeeldig; deugdzaam; smakelijk; verlokkend; heerlijk; zalig; goddelijk; verrukkelijk; hemels; paradijselijk; aardig; vriendelijk; behulpzaam; voorkomend; plezierig; attent; hulpvaardig; zachtaardig; goedaardig; goedhartig; charmant; tja; bekoorlijk; aimabel; subtiel; ziezo; eerlijk; braaf; rechtvaardig; rechtschapen; rechtgeaard; braafjes
- ganar: winnen; zegevieren; de overwinning behalen; behalen; verdienen; maken; halen; pakken; scheppen; in het leven roepen; kopen; verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen; binnenhalen; binnenbrengen; gewinnen; vangen; buitmaken; de kost verdienen; kostwinnen; voor elkaar krijgen; tot stand brengen
- gañir: huilen; brullen; janken; krijsen; snotteren; zich beklagen; emmeren; sniffen
Spelling Suggestions for: de muy buena gana
Wiktionary Translations for de muy buena gana:
de muy buena gana
adverb
External Machine Translations: