Summary
Spanish to Dutch:   more detail...
  1. mánager:
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. manager:
  2. Wiktionary:


Spanish

Detailed Translations for mánager from Spanish to Dutch

manager:


Synonyms for "manager":



Wiktionary Translations for mánager:

mánager
noun
  1. een persoon die de leiding heeft over een afdeling binnen een organisatie



Dutch

Detailed Translations for mánager from Dutch to Spanish

manager:

manager [de ~ (m)] noun

  1. de manager (voorzitter; bestuurder; kopstuk)
    el gerente
  2. de manager (bedrijfsleider)
    el dirigente

Translation Matrix for manager:

NounRelated TranslationsOther Translations
dirigente bedrijfsleider; manager bestuurder; bewindvoerder; gezaghebber; gezagsdrager; hopman; politicus; topfiguur
gerente bedrijfsleider; bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter aanvoerder; afdelingschef; afdelingshoofd; baas; bestuurder; boedelredder; chef; curator; directeur; gouverneur; hoofd; hoofdman; landvoogd; leider; meerdere; meester; patroon; politicus; regent; rijksbestuurder; stadhouder; superieur; trustee; zetbaas

Related Words for "manager":

  • managers

Related Definitions for "manager":

  1. wie de leiding heeft in een bedrijf1
    • deze manager heeft de winst van het bedrijf vergroot1
  2. wie iemands zaken regelt1
    • hij is de manager van Ruud Gullit1

Wiktionary Translations for manager:

manager
noun
  1. een persoon die de leiding heeft over een afdeling binnen een organisatie