Spanish
Detailed Translations for tener lástima from Spanish to Dutch
tener lástima: (*Using Word and Sentence Splitter)
- tener: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben
- lastimar: kwetsen; krenken; pijn doen; verwonden; zeer doen; pijn bezorgen; benadelen; blesseren; bezeren; nadeel berokkenen; deren; aantasten; beschadigen; schaden; bederven; duperen; bezoedelen; kwaadspreken; aanvreten; lasteren; belasteren; schade berokkenen; smaden; schade toebrengen aan; nadeel toebrengen; eer door het slijk halen
- lástima: jammer; onvoldoende; spijtig; teleurstellend; ontoereikend; sneu; jammerlijk; betreurenswaardig; onbevredigend; zonde; medelijden; meewarigheid; mededogen; barmhartigheid; deernis; zieligheid
Wiktionary Translations for tener lástima:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tener lástima | → beklagen | ↔ pity — to feel pity for someone or something |