Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
devolver:
- retourneren; teruggeven; terugzenden; terugbrengen; terugsturen; overgeven; kotsen; spugen; spuwen; braken; uitbraken; honoreren; belonen; betalen; bezoldigen; salariëren; vomeren; restitueren; afstaan; capituleren; opgeven; zich overgeven; uitleveren; terecht brengen; terugbezorgen; teruggooien; terugwerpen
-
Wiktionary:
- devolver → braken, hergeven, overgeven, terugbrengen, teruggeven, terugsturen
- devolver → overgeven, teruggeven, terugbrengen, braken, kotsen, spugen, afkeuren, afwijzen, terugwijzen, vertikken, weigeren, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, heruitzenden, terugdringen, verdringen, weren, ontzenuwen, weerleggen, afslaan, verwerpen, wraken, nee zeggen tegen, vergooien, weggooien, wegwerpen, herplaatsen, terugplaatsen, terugzetten, vomeren, doen, laten, laten doen, maken, aanhouden, afdanken, afmonsteren, doorsturen, doorzenden, ontslaan, ontzetten, refereren, reflecteren, royeren, spiegelen, teruggooien, terugkaatsen, terugwerpen, uitdrijven, uitstellen, verdagen, verdrijven, verjagen, verschuiven, verwijzen, weerkaatsen, weerspiegelen, wegdrijven, wegjagen, het oneens zijn, afstoten, verduwen, wegdringen, wegduwen, wegstoten, draaien, keren, omdraaien, ronddraaien, wenden, wentelen, zwenken, mengen, mixen, temperen, vermengen, verwarren, wassen, omkeren
Spanish
Detailed Translations for devolver from Spanish to Dutch
devolver:
-
devolver (restituir; reenviar)
-
devolver (reenviar; volver a enviar; remitir; reembolsar; restituir; no dejar pasar)
-
devolver (vomitar)
-
devolver (abonar honorarios; gratificar; recompensar; pagar; satisfacer los deseos de una persona; compensar; admitir; premiar; reembolsar; retribuir; poner algo de su parte; atender; remunerar)
-
devolver (vomitar; cambiar la peseta; arrojar)
-
devolver (restituir; reembolsar)
-
devolver (ceder; entregar)
-
devolver (entregar a; enviar; mandar; remitir; retransmitir)
-
devolver
-
devolver (restituir; traer; remitir; reenviar; llevar; restablecer; reembolsar)
-
devolver (remitir; rechazar; restituir)
Conjugations for devolver:
presente
- devuelvo
- devuelves
- devuelve
- devolvemos
- devolvéis
- devuelven
imperfecto
- devolvía
- devolvías
- devolvía
- devolvíamos
- devolvíais
- devolvían
indefinido
- devolví
- devolviste
- devolvió
- devolvimos
- devolvisteis
- devolvieron
fut. de ind.
- devolveré
- devolverás
- devolverá
- devolveremos
- devolveréis
- devolverán
condic.
- devolvería
- devolverías
- devolvería
- devolveríamos
- devolveríais
- devolverían
pres. de subj.
- que devuelva
- que devuelvas
- que devuelva
- que devolvamos
- que devolváis
- que devuelvan
imp. de subj.
- que devolviera
- que devolvieras
- que devolviera
- que devolviéramos
- que devolvierais
- que devolvieran
miscelánea
- ¡devuelve!
- ¡devolved!
- ¡no devuelvas!
- ¡no devolváis!
- devuelto
- devolviendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for devolver:
Synonyms for "devolver":
Wiktionary Translations for devolver:
devolver
Cross Translation:
verb
-
genuttigd voedselwaar ongewild door de mond naar buiten brengen
-
(overgankelijk) Iets wat afgenomen was opnieuw geven
-
braken
-
naar het punt van vertrek brengen
-
naar de eigenaar brengen
-
(overgankelijk) weer aan de oorspronkelijke eigenaar overhandigen
-
iets (of iemand) weer naar de plaats doen vertrekken waar het vandaan kwam
Cross Translation: