French
Detailed Translations for à partir du from French to Dutch
à partir du: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- partir: gaan; weggaan; opstappen; opbreken; vertrekken; verlaten; zich begeven; verwijderen; smeren; afsteken; afvaren; wegvaren; beginnen; starten; aanvangen; van start gaan; vallen; sterven; overlijden; doodgaan; wegvallen; omkomen; bezwijken; sneuvelen; inslapen; heengaan; verdwijnen; wegtrekken; afreizen; wegreizen; weglopen; lopend weggaan; aanbreken; een begin nemen; terugtrekken; aftreden; uittreden; uitzeilen
- devoir: willen; moeten; believen; dienen; verplicht zijn; plicht; werkstuk; verhandeling; schrijfwerk; probleem; moeilijkheid; ingewikkeldheid; schuldig zijn
- déçu: betrokken; teleurgesteld; sip; beteuterd; wijsgemaakt
- dû: verschuldigd; verplicht; vereist; obligaat; obligatoir; verplicht zijn aan