Summary
French to Dutch: more detail...
-
suffisant:
- sufficiënt; voldoende; bevredigend; toereikend; genoeg; genoegzaam; arrogant; hooghartig; verwaand; zelfingenomen; zelfgenoegzaam; uit de hoogte; neerbuigend; hautain; hovaardig; aanmatigend; hoogmoedig; minachtend; trots; kleinerend; laatdunkend; geringschattend; pedant; schoolmeesterachtig; frikkerig; belerend; ingebeeld
- suffire:
-
Wiktionary:
- suffisant → genoeg, voldoende
- suffisant → zelfgenoegzaam, makkelijk, zelftevreden, zelfingenomen, preuts, puriteins, voldoende
- suffire → toereiken, toereikend zijn, voldoende zijn, voldoen, volstaan
- suffire → voldoende, voldoen, genoeg, zijn, volstaan
French
Detailed Translations for suffisant from French to Dutch
suffisant:
-
suffisant
sufficiënt; voldoende; bevredigend; toereikend; genoeg; genoegzaam-
sufficiënt adj
-
voldoende adj
-
bevredigend adj
-
toereikend adj
-
genoeg adj
-
genoegzaam adj
-
-
suffisant (arrogant; hautain; satisfait avec soi-même; supérieur; méprisant; prétentieux; orgueilleux; vaniteux; prétentieuse; fier; fière; présomptueux; altier; dédaigneusement; insolent; condescendant; fièrement; vaniteuse; orgueilleusement; présomptueusement; avec suffisance; prétentieusement; arrogamment; avec condescendance; de manière arrogante; avec arrogance; d'un air suffisant)
arrogant; hooghartig; verwaand; zelfingenomen; zelfgenoegzaam; uit de hoogte; neerbuigend; hautain; hovaardig; aanmatigend; hoogmoedig-
arrogant adj
-
hooghartig adj
-
verwaand adj
-
zelfingenomen adj
-
zelfgenoegzaam adj
-
uit de hoogte adj
-
neerbuigend adj
-
hautain adj
-
hovaardig adj
-
aanmatigend adj
-
hoogmoedig adj
-
-
suffisant (hautain; avec condescence; supérieur; arrogant; dédaigneux; de haut; condescent; avec arrogance)
minachtend; trots; kleinerend; uit de hoogte; hooghartig; neerbuigend; laatdunkend; geringschattend-
minachtend adj
-
trots adj
-
kleinerend adj
-
uit de hoogte adj
-
hooghartig adj
-
neerbuigend adj
-
laatdunkend adj
-
geringschattend adj
-
-
suffisant (pontifiant; prétentieux; pédant; cuistre; présomptueux; autoritaire; docte; avec suffisance; satisfait avec soi-même)
pedant; schoolmeesterachtig; frikkerig; belerend; verwaand; zelfingenomen; ingebeeld; zelfgenoegzaam-
pedant adj
-
frikkerig adj
-
belerend adj
-
verwaand adj
-
zelfingenomen adj
-
ingebeeld adj
-
zelfgenoegzaam adj
-
Translation Matrix for suffisant:
Synonyms for "suffisant":
Wiktionary Translations for suffisant:
suffisant
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• suffisant | → zelfgenoegzaam; makkelijk; zelftevreden; zelfingenomen | ↔ complacent — uncritically satisfied with oneself or one's achievements |
• suffisant | → preuts; puriteins | ↔ priggish — like a prig |
• suffisant | → zelfingenomen | ↔ smug — irritatingly pleased with oneself; self-satisfied |
• suffisant | → voldoende | ↔ sufficient — adequate to wants |
suffisant form of suffire:
suffire verb (suffis, suffit, suffisons, suffisez, suffisent, suffisais, suffisait, suffisions, suffisiez, suffisaient, suffîmes, suffîtes, suffirent, suffirai, suffiras, suffira, suffirons, suffirez, suffiront)
-
suffire (satisfaire)
-
suffire (être suffisant)
voldoende zijn-
voldoende zijn verb (ben voldoende, bent voldoende, is voldoende, was voldoende, waren voldoende, voldoende geweest)
-
-
suffire
toereikend zijn; genoeg zijn-
toereikend zijn verb (ben toereikend, bent toereikend, was toereikend, waren toereikend, toereikend geweest)
-
-
suffire (satisfaire; assouvir; se contenter de; apaiser; contenter; pacifier)
tevreden stellen; vergenoegen-
tevreden stellen verb (stel tevreden, stelt tevreden, stelde tevreden, stelden tevreden, tevreden gesteld)
-
Conjugations for suffire:
Présent
- suffis
- suffis
- suffit
- suffisons
- suffisez
- suffisent
imparfait
- suffisais
- suffisais
- suffisait
- suffisions
- suffisiez
- suffisaient
passé simple
- suffis
- suffis
- suffit
- suffîmes
- suffîtes
- suffirent
futur simple
- suffirai
- suffiras
- suffira
- suffirons
- suffirez
- suffiront
subjonctif présent
- que je suffise
- que tu suffises
- qu'il suffise
- que nous suffisions
- que vous suffisiez
- qu'ils suffisent
conditionnel présent
- suffirais
- suffirais
- suffirait
- suffirions
- suffiriez
- suffiraient
passé composé
- ai suffit
- as suffit
- a suffit
- avons suffit
- avez suffit
- ont suffit
divers
- suffis!
- suffisez!
- suffisons!
- suffit
- suffisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for suffire:
Noun | Related Translations | Other Translations |
voldoen | acquittement; contribution; paiement; remboursement; règlement | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
genoeg zijn | suffire | |
tevreden stellen | apaiser; assouvir; contenter; pacifier; satisfaire; se contenter de; suffire | |
toereikend zijn | suffire | |
vergenoegen | apaiser; assouvir; contenter; pacifier; satisfaire; se contenter de; suffire | se contenter de |
voldoen | satisfaire; suffire | achever; acquitter; assimiler; niveler; payer; payer la note; régler; régler une facture; s'acquitter de; satisfaire; solder; égaliser |
voldoende zijn | suffire; être suffisant | |
volstaan | satisfaire; suffire |
Synonyms for "suffire":
Wiktionary Translations for suffire:
suffire
Cross Translation:
verb
-
Pouvoir satisfaire à quelque chose ou à un but donné.
- suffire → toereiken; toereikend zijn; voldoende zijn; voldoen; volstaan
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• suffire | → voldoende; voldoen | ↔ genügen — für einen bestimmten Zweck in ausreichendem Maß zur Verfügung stehen |
• suffire | → genoeg; zijn; volstaan; voldoen | ↔ suffice — be enough, sufficient, adequate |