Assemblage: translate French

Remove Ads

Summary

French to Dutch: more detail...

assemblage:
- assemblage; samenstelling; assembleren; montage; samenvoeging; verbinding; las; aaneenvoeging; koppeling; aaneenkoppeling; accumulatie; opeenhoping; stapel; ophoping; hoop; opeenstapeling; bijeenlegging
Wiktionary:
- assemblage → verbinding

Dutch to French: more detail...

assemblage:
- assemblage; montage; composition; construction; installation; placement; positionnement; mise en place; fixation

French

Detailed Translations for assemblage from French to Dutch

assemblage:

assemblage [le ~] noun

l'assemblage (composition; montage; construction; installation; placement; positionnement; mise en place; fixation)
de assemblage; de samenstelling; assembleren; de montage; de samenvoeging
- assemblage [de ~ (v)] noun
- samenstelling [de ~ (v)] noun
- assembleren [znw.] noun
- montage [de ~ (v)] noun
- samenvoeging [de ~ (v)] noun
l'assemblage (jonction; soudure; joint; raccord)
de verbinding; de las; de samenvoeging
- verbinding [de ~ (v)] noun
- las [de ~] noun
- samenvoeging [de ~ (v)] noun
l'assemblage (jonction; union; liaison; réunion)
de verbinding; de samenvoeging; aaneenvoeging
- verbinding [de ~ (v)] noun
- samenvoeging [de ~ (v)] noun
- aaneenvoeging [znw.] noun
l'assemblage (accouplement; connexion; jonction; liaison; raccord; combinaison)
de koppeling; aaneenkoppeling; de verbinding
- koppeling [de ~ (v)] noun
- aaneenkoppeling [znw.] noun
- verbinding [de ~ (v)] noun
l'assemblage (entassement; accumulation; pile; tas; cumul; ramas; masse; quantité; rassemblement)
de accumulatie; de opeenhoping; de stapel; de ophoping; de hoop; de opeenstapeling
- accumulatie [de ~ (v)] noun
- opeenhoping [de ~ (v)] noun
- stapel [de ~ (m)] noun
- ophoping [de ~ (v)] noun
- hoop [de ~ (m)] noun
- opeenstapeling [de ~ (v)] noun
l'assemblage (composition; réunion)
de samenvoeging; bijeenlegging
- samenvoeging [de ~ (v)] noun
- bijeenlegging [znw.] noun

Translation Matrix for assemblage:

Noun	Related Translations	Other Translations
aaneenkoppeling	accouplement; assemblage; combinaison; connexion; jonction; liaison; raccord
aaneenvoeging	assemblage; jonction; liaison; réunion; union
accumulatie	accumulation; assemblage; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas	accumulation; attroupement; bande; clique; collection; cumul; entassement; pile; rassemblement; troupe
assemblage	assemblage; composition; construction; fixation; installation; mise en place; montage; placement; positionnement
assembleren	assemblage; composition; construction; fixation; installation; mise en place; montage; placement; positionnement
bijeenlegging	assemblage; composition; réunion
hoop	accumulation; assemblage; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas	abondance; accumulation; amas; amoncellement; anticipation; attente; attroupement; bande; clique; crotte; cumul; des tas de gens; encombrement; entassement; espoir; espérance; excréments; foule; grand nombre de personnes; grande quantité; grande quantité de personnes; horde; masse; merde; meute; monceau; montagne; motte; multitude; multitude de gens; perspective; pile; profusion; rassemblement; tas; troupe; étron
koppeling	accouplement; assemblage; combinaison; connexion; jonction; liaison; raccord	accouplement; association; combinaison; embrayage; enclenchement; jonction; liaison; liaison OLE/DDE; raccordement; réunion
las	assemblage; joint; jonction; raccord; soudure	joint; raccord; soudure
montage	assemblage; composition; construction; fixation; installation; mise en place; montage; placement; positionnement	montage; montage de film; équipement
opeenhoping	accumulation; assemblage; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas	accumulation; agglomération; cité; collection; conglomérat; cumul; encombrement; entassement; pile
opeenstapeling	accumulation; assemblage; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas	amoncellement; entassement; monceau; montagne; pile; tas
ophoping	accumulation; assemblage; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas	accumulation; collection; cumul; entassement; pile
samenstelling	assemblage; composition; construction; fixation; installation; mise en place; montage; placement; positionnement	arrangement; classement; combinaison; composition; constitution; construction; ensemble; mise en ordre; ordre; pièces; structure; édification
samenvoeging	assemblage; composition; construction; fixation; installation; joint; jonction; liaison; mise en place; montage; placement; positionnement; raccord; réunion; soudure; union	addition; cumul; embranchement; enchaînement; somme; succession
stapel	accumulation; assemblage; cumul; entassement; masse; pile; quantité; ramas; rassemblement; tas	amoncellement; entassement; jeu; monceau; montagne; pile; tas
verbinding	accouplement; assemblage; combinaison; connexion; joint; jonction; liaison; raccord; réunion; soudure; union	Raccordement; affinité; analogie; cohérence; cohésion; combinaison; communication; connexion; consistance; contact; corrélation; interaction; interface; jonction; le rapport; liaison; lien; ligne téléphonique; parenté; rapport; relation; réciprocité; réunion
Verb	Related Translations	Other Translations
assembleren		assembler; monter

Synonyms for "assemblage":

accolement; réunion; alliage; amalgame; apparentement; coalition; accord; pacte; association; contrat; rapprochement; articulation; jointure; attache; charnière; cardan; cheville; joint; emboîtement; montage; assortiment; ensemble; jeu; série; lot; choix; bride; guide; brochage; couture; pliage; pliure; reliure; charpente; carcasse; ossature; armature; structure; architecture; nervure; châssis; bâti; clavetage; cloutage; clouage; fixage; fixation; collage; adhérence; apprêt; collection; recueil; rassemblement; amas; tas; accumulation; foule; groupement; quantité; conjonction; jonction; rencontre; union; emboîtage; conditionnement; accouplement; ajustage; enchâssement; insertion; encastrement; entassement; agglomération; amoncellement; pile; encombrement; chantier; capharnaüm; jumelage; rivetage; rivure; soudure; brasure; coalescence; raccord; soudage; fusion; unité; alliance; entente; abouchement; cohérence

Wiktionary Translations for assemblage:

Cross Translation:

From	To	Via
• assemblage	→ verbinding	↔ joint — point of a rigid joint, means of joining in carpentry

External Machine Translations:

Related Translations for assemblage

Dutch

Detailed Translations for assemblage from Dutch to French

assemblage:

assemblage [de ~ (v)] noun

de assemblage (samenstelling; assembleren; montage; samenvoeging)
l'assemblage; le montage; la composition; la construction; l'installation; le placement; le positionnement; la mise en place; la fixation
- assemblage [le ~] noun
- montage [le ~] noun
- composition [la ~] noun
- construction [la ~] noun
- installation [la ~] noun
- placement [le ~] noun
- positionnement [le ~] noun
- mise en place [la ~] noun
- fixation [la ~] noun

Translation Matrix for assemblage:

Noun	Related Translations	Other Translations
assemblage	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	aaneenkoppeling; aaneenvoeging; accumulatie; bijeenlegging; hoop; koppeling; las; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; samenvoeging; stapel; verbinding
composition	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	bijeenlegging; bouw; brokje; compositie; constitutie; constructie; eindje; eindscriptie; essay; fragmentje; gestel; intonatie; klein stukje; modulatie; opbouw; opbouwen; opstel; ordening; organisatie; partje; proefwerk; repetitie; samengesteld geheel; samenstelling; samenstelling taalkunde; samenvoeging; scriptie; snippertje; stembuiging; structuur; stukje; systeem; test; toets; toonval; toonzetting; verhandeling; verslag; werkstuk; zetsels; zetten; zetwerk
construction	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	aanleggen; bebouwing; bouw; bouwsector; bouwsel; bouwwerk; constitutie; constructie; fabricage; gebouw; gestel; grondlegging; lichaamsbouw; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; pand; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem
fixation	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	bevestiging; dwanggedachte; dwangvoorstelling; fixatie; gefixeerdheid; het bevestigen; het vastmaken; idee-fixe; obsessie; vastzetten
installation	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	bevestiging; beëdiging; eerbetoon; faciliteit; het bevestigen; het plaatsen; het stichten; het vastmaken; huldebetoon; huldiging; ingebruikname; inrichten; inrichting; installatie; instelling; nederzetting; oprichting; plaatsing; stichting; vestiging; woningdecoratie; woninginrichting
mise en place	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	het plaatsen; plaatsing
montage	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	beeldmontage; filmmontage; montage; montering
placement	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	belegging; besteding; geldbelegging; het plaatsen; inleg; investering; minimum inleg; plaatsing
positionnement	assemblage; assembleren; montage; samenstelling; samenvoeging	neerzetten; plaatsing
Not Specified	Related Translations	Other Translations
installation		installatie

Related Words for "assemblage":

assemblages

External Machine Translations:

Remove Ads

French and Dutch Translation Search Results for assemblage

Detailed Translations for assemblage from French to Dutch

assemblage:

assemblage [le ~] noun

l'assemblage (composition; montage; construction; installation; placement; positionnement; mise en place; fixation)

l'assemblage (jonction; soudure; joint; raccord)

l'assemblage (jonction; union; liaison; réunion)

l'assemblage (accouplement; connexion; jonction; liaison; raccord; combinaison)

l'assemblage (entassement; accumulation; pile; tas; cumul; ramas; masse; quantité; rassemblement)

l'assemblage (composition; réunion)

Translation Matrix for assemblage:

Synonyms for "assemblage":

Wiktionary Translations for assemblage:

Related Translations for assemblage

Detailed Translations for assemblage from Dutch to French

assemblage:

assemblage [de ~ (v)] noun

de assemblage (samenstelling; assembleren; montage; samenvoeging)

Translation Matrix for assemblage:

Related Words for "assemblage":