Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate écorcher

Translate écorcher from French to Dutch

Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. écorcher:
  2. Wiktionary:

French

Detailed Translations for écorcher from French to Dutch

écorcher:

écorcher verb (écorche, écorches, écorchons, écorchez, )

  1. écorcher (dépouiller)
    villen; stropen; afhalen; afstropen; uitbenen
    • villen verb (vil, vilt, vilde, vilden, gevild)
    • stropen verb (stroop, stroopt, stroopte, stroopten, gestroopt)
    • afhalen verb (haal af, haalt af, haalde af, haalden af, afgehaald)
    • afstropen verb (stroop af, stroopt af, stroopte af, stroopten af, afgestroopt)
    • uitbenen verb (been uit, beent uit, beende uit, beenden uit, uitgebeend)
  2. écorcher (escroquer; décevoir; tromper; )
    afzetten; misleiden; bedriegen; besodemieteren; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen
    • afzetten verb (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • misleiden verb (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)
    • bedriegen verb (bedrieg, bedriegt, bedroog, bedrogen, bedrogen)
    • besodemieteren verb (besodemieter, besodemietert, besodemieterde, besodemieterden, besodemieterd)
    • zwendelen verb (zwendel, zwendelt, zwendelde, zwendelden, gezwendeld)
    • oplichten verb (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)
    • beduvelen verb (beduvel, beduvelt, beduvelde, beduvelden, beduveld)
    • belazeren verb (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)
    • bedonderen verb (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)
  3. écorcher (retrousser; bobiner; rouler; enrouler; trousser)
    stropen; ontvellen
    • stropen verb (stroop, stroopt, stroopte, stroopten, gestroopt)
    • ontvellen verb (ontvel, ontvelt, ontvelde, ontvelden, ontveld)
  4. écorcher (raboter; racler)
    afschaven
    • afschaven verb (schaaf af, schaaft af, schaafde af, schaafden af, afgeschaafd)
  5. écorcher (arracher; dévorer; déchiqueter; )
    uit elkaar trekken; uit elkaar rukken; uiteentrekken
    • uit elkaar trekken verb (trek uit elkaar, trekt uit elkaar, trok uit elkaar, trokken uit elkaar, uit elkaar getrokken)
    • uit elkaar rukken verb (ruk uit elkaar, rukt uit elkaar, rukte uit elkaar, rukten uit elkaar, uit elkaar gerukt)
  6. écorcher (mettre en lambeaux; arracher; déchirer; )
    verscheuren; aan flarden scheuren
    • verscheuren verb (verscheur, verscheurt, verscheurde, verscheurden, verscheurd)
    • aan flarden scheuren verb (scheur aan flarden, scheurt aan flarden, scheurde aan flarden, scheurden aan flarden, aan flarden gescheurd)
  7. écorcher (succomber; céder; répandre; s'écrouler)
    bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan; afleggen
    • bezwijken verb (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • het onderspit delven verb (delf het onderspit, delft het onderspit, delfde het onderspit, delfden het onderspit, het onderspit gedelfd)
    • tenondergaan verb (ga tenonder, gaat tenonder, ging tenonder, gingen tenonder, tenondergegaan)
    • afleggen verb (leg af, legt af, legde af, legden af, afgelegd)

Conjugations for écorcher:

Présent
  1. écorche
  2. écorches
  3. écorche
  4. écorchons
  5. écorchez
  6. écorchent
imparfait
  1. écorchais
  2. écorchais
  3. écorchait
  4. écorchions
  5. écorchiez
  6. écorchaient
passé simple
  1. écorchai
  2. écorchas
  3. écorcha
  4. écorchâmes
  5. écorchâtes
  6. écorchèrent
futur simple
  1. écorcherai
  2. écorcheras
  3. écorchera
  4. écorcherons
  5. écorcherez
  6. écorcheront
subjonctif présent
  1. que j'écorche
  2. que tu écorches
  3. qu'il écorche
  4. que nous écorchions
  5. que vous écorchiez
  6. qu'ils écorchent
conditionnel présent
  1. écorcherais
  2. écorcherais
  3. écorcherait
  4. écorcherions
  5. écorcheriez
  6. écorcheraient
passé composé
  1. ai écorché
  2. as écorché
  3. a écorché
  4. avons écorché
  5. avez écorché
  6. ont écorché
divers
  1. écorche!
  2. écorchez!
  3. écorchons!
  5. écorché
  6. écorchant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for écorcher:

NounRelated TranslationsOther Translations
afleggen fait de céder; fait de succomber
afschaven rabotage
afstropen fouille; recherche; sondage
afzetten amputer; repriser
bezwijken fait de céder; fait de succomber
ontvellen écorchement; éraflure
oplichten éclaircissement
VerbRelated TranslationsOther Translations
aan flarden scheuren arracher; craquer; déchiqueter; déchirer; dévorer; fendre; fêler; lacérer; mettre en lambeaux; mettre en loques; écorcher
afhalen dépouiller; écorcher aller chercher; améliorer; collecter; emporter; enlever; lever; prendre; ramasser; recueillir
afleggen céder; répandre; s'écrouler; succomber; écorcher accomplir; parcourir
afschaven raboter; racler; écorcher
afstropen dépouiller; écorcher
afzetten avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller amputer; arrêter; barrer; berner; border; borner; clôturer; contourner; couillonner; couper; descendre; duper; débrancher; débrayer; déconnecter; déposer quelque part; encadrer; entourer; escroquer; faire descendre; fermer; jalonner; laisser quelque part; leurrer; marquer; mettre hors de circuit; piqueter; préciser; rouler; soutirer; stopper; tondre; tracer; tricher; tromper; être dupé; être trompé
bedonderen avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller abuser; duper; tricher; tromper
bedriegen avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
beduvelen avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
belazeren avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
besodemieteren avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
bezwijken céder; répandre; s'écrouler; succomber; écorcher abdiquer; agoniser; craquer; crever; décéder; mourir; partir; pourrir; périr; s'écrouler; sombrer; trépasser; être tué
het onderspit delven céder; répandre; s'écrouler; succomber; écorcher céder; flancher; s'écrouler; succomber
misleiden avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller duper; induire en erreur
ontvellen bobiner; enrouler; retrousser; rouler; trousser; écorcher
oplichten avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller briller; changer de couleur; donner des éclairs; décharger; faire des éclairs; foudroyer; fulgurer; jaillir; provoquer un éclat de lumière; pâlir; s'affadir; s'éteindre; se décolorer; être dupé; être trompé
stropen bobiner; dépouiller; enrouler; retrousser; rouler; trousser; écorcher
tenondergaan céder; répandre; s'écrouler; succomber; écorcher céder; flancher; pourrir; périr; s'écrouler; sombrer; succomber
uit elkaar rukken arracher; craquer; déchiqueter; déchirer; dévorer; fendre; lacérer; mettre en lambeaux; mettre en loques; écorcher
uit elkaar trekken arracher; craquer; déchiqueter; déchirer; dévorer; fendre; lacérer; mettre en lambeaux; mettre en loques; écorcher
uitbenen dépouiller; écorcher
uiteentrekken arracher; craquer; déchiqueter; déchirer; dévorer; fendre; lacérer; mettre en lambeaux; mettre en loques; écorcher
verscheuren arracher; craquer; déchiqueter; déchirer; dévorer; fendre; fêler; lacérer; mettre en lambeaux; mettre en loques; écorcher déchiqueter; déchirer; dévorer; lacérer
villen dépouiller; écorcher
zwendelen avoir; duper; décevoir; enjôler; escroquer; faire le charlatan; flouer; mettre dedans; tromper; écorcher; étriller
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
afhalen collecte

Synonyms for "écorcher":


Wiktionary Translations for écorcher:

écorcher
verb
  1. verwonden door wegscheuring van de huid.
  2. van het vel ontdoen
Cross Translation:
FromToVia
• écorcher → villen; onthuiden; afstropen ↔ skin — to remove the skin of

Related Translations for écorcher







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0423 seconds
Page rendered in 1.0 seconds