Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate cultiver

Translate cultiver from French to Dutch

Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. cultiver:
  2. Wiktionary:

French

Detailed Translations for cultiver from French to Dutch

cultiver:

cultiver verb (cultive, cultives, cultivons, cultivez, )

  1. cultiver (produire)
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken verb (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken verb (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen verb (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren verb (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen verb (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • planten verb (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen verb (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken verb (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten verb (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken verb (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)
  2. cultiver (civiliser)
    cultiveren; ontwikkelen; civiliseren; beschaven
    • cultiveren verb (cultiveer, cultiveert, cultiveerde, cultiveerden, gecultiveerd)
    • ontwikkelen verb (ontwikkel, ontwikkelt, ontwikkelde, ontwikkelden, ontwikkeld)
    • civiliseren verb (civiliseer, civiliseert, civiliseerde, civiliseerden, geciviliseerd)
    • beschaven verb (beschaaf, beschaaft, beschaafde, beschaafden, beschaafd)
  3. cultiver (exploiter; mettre à profit; mettre en exploitation; )
    exploiteren; uitbuiten
    • exploiteren verb (exploiteer, exploiteert, exploiteerde, exploiteerden, geëxploiteerd)
    • uitbuiten verb (buit uit, buitte uit, buitten uit, uitgebuit)

Conjugations for cultiver:

Présent
  1. cultive
  2. cultives
  3. cultive
  4. cultivons
  5. cultivez
  6. cultivent
imparfait
  1. cultivais
  2. cultivais
  3. cultivait
  4. cultivions
  5. cultiviez
  6. cultivaient
passé simple
  1. cultivai
  2. cultivas
  3. cultiva
  4. cultivâmes
  5. cultivâtes
  6. cultivèrent
futur simple
  1. cultiverai
  2. cultiveras
  3. cultivera
  4. cultiverons
  5. cultiverez
  6. cultiveront
subjonctif présent
  1. que je cultive
  2. que tu cultives
  3. qu'il cultive
  4. que nous cultivions
  5. que vous cultiviez
  6. qu'ils cultivent
conditionnel présent
  1. cultiverais
  2. cultiverais
  3. cultiverait
  4. cultiverions
  5. cultiveriez
  6. cultiveraient
passé composé
  1. ai cultivé
  2. as cultivé
  3. a cultivé
  4. avons cultivé
  5. avez cultivé
  6. ont cultivé
divers
  1. cultive!
  2. cultivez!
  3. cultivons!
  5. cultivé
  6. cultivant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for cultiver:

NounRelated TranslationsOther Translations
aankweken crue; cultivation; culture; plantation; reproduction; élevage
aanplanten cultivation; culture; plantation
beschaven acte de civiliser; civilisation; développement; éducation
cultiveren acte de civiliser; avancements; civilisation; développement; promotions; stimulations; éducation
exploiteren exploitation; succion
fokken culture; élevage
kweken crue; cultivation; culture; reproduction; élevage
ontwikkelen acte de civiliser; civilisation; développement; éducation
planten cultivation; culture; plantation; superficie plantée; végétation
telen cultivation; culture; élevage; élevage de bétail
verbouwen cultivation; culture; élevage
VerbRelated TranslationsOther Translations
aankweken cultiver; produire
aanplanten cultiver; produire
beschaven civiliser; cultiver
civiliseren civiliser; cultiver
cultiveren civiliser; cultiver
exploiteren cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser
fokken cultiver; produire faire l'élevage de; élever
genereren cultiver; produire
kweken cultiver; produire faire l'élevage de; élever
ontwikkelen civiliser; cultiver déployer; développer; entraîner; exercer; faire des exercices; s'entraîner; s'exercer; s'épanouir; évoluer
opkweken cultiver; produire
planten cultiver; produire implanter; planter
procreëren cultiver; produire
telen cultiver; produire
uitbuiten cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser dépouiller de; exploiter; pressurer; priver de; tirer profit de
verbouwen cultiver; produire changer la construction de; reconstruire; rénover; transformer
voortbrengen cultiver; produire accoucher; créer; fabriquer; produire

Synonyms for "cultiver":


Wiktionary Translations for cultiver:

cultiver
verb
  1. travailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions.
cultiver
verb
  1. landbouwgrond bewerken
  2. in cultuur brengen
  3. door nauwgezette verzorging doen groeien
  4. planten telen
Cross Translation:
FromToVia
• cultiver → telen; verbouwen ↔ cultivate — grow plants, notably crops
• cultiver → cultiveren; verzorgen ↔ cultivate — nurture
• cultiver → bewerken ↔ cultivate — turn or stir soil in preparation for planting

External Machine Translations:






Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0405 seconds
Page rendered in 1.0 seconds