Translate faire valoir from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

French

Detailed Translations for faire valoir from French to Dutch

faire valoir (profiter de qc; tirer profit de; tirer parti de; faire son profit de; exploiter)
profiteren; voordeel trekken
- profiteren verb (profiteer, profiteert, profiteerde, profiteerden, geprofiteerd)
- voordeel trekken verb
faire valoir (exploiter; mettre à profit; mettre en exploitation; utiliser; faire travailler; employer; cultiver; se servir de; user de)
exploiteren; uitbuiten
- exploiteren verb (exploiteer, exploiteert, exploiteerde, exploiteerden, geëxploiteerd)
- uitbuiten verb (buit uit, buitte uit, buitten uit, uitgebuit)

Noun	Related Translations	Other Translations
exploiteren		exploitation; succion
Verb	Related Translations	Other Translations
exploiteren	cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser
profiteren	exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de	bénéficier
uitbuiten	cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser	dépouiller de; exploiter; pressurer; priver de; tirer profit de
voordeel trekken	exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de

Cross Translation:

From	To	Via
• faire valoir	→ rechtvaardigen	↔ vindicate — to justify by providing evidence