French
Detailed Translations for isolé from French to Dutch
isolé:
-
isolé (indépendant; individuel; pavillon)
gescheiden; apart; afzonderlijk; alleenstaand; separaat; op zich; op zichzelf staand; losstaand; vrijstaand-
gescheiden adj
-
apart adj
-
afzonderlijk adj
-
alleenstaand adj
-
separaat adj
-
op zich adj
-
losstaand adj
-
vrijstaand adj
-
-
isolé (indépendant)
vrijstaand; geïsoleerd; alleenstaand; apart; afzonderlijk; op zichzelf staand; op zich; separaat; losstaand-
vrijstaand adj
-
geïsoleerd adj
-
alleenstaand adj
-
apart adj
-
afzonderlijk adj
-
op zich adj
-
separaat adj
-
losstaand adj
-
-
isolé (seul; célibataire)
-
isolé (écarté; éloigné; solitaire)
-
isolé (séparé; à part)
-
isolé (séparé; à part)
-
isolé (en quarantaine; solitaire; seul; délaissé; solitairement)
-
isolé (lointain; loin; distant; au loin; éloigné; solitaire; écarté)
-
isolé (solitaire; seul; délaissé; solitairement)
Translation Matrix for isolé:
Synonyms for "isolé":
Wiktionary Translations for isolé:
isolé
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• isolé | → geïsoleerd | ↔ isolated — in isolation |