Translate navigation from French to Dutch

la navigation
de navigatie; de zeevaart; de scheepvaart
- navigatie [de ~ (v)] noun
- zeevaart [de ~] noun
- scheepvaart [de ~] noun
la navigation
navigeren
- navigeren [znw.] noun
la navigation (direction; service; conduite; employés; personnel; pilotage; administration)
de bediening; de besturing
- bediening [de ~ (v)] noun
- besturing [de ~ (v)] noun
la navigation (art de la navigation)
de stuurmanskunst
- stuurmanskunst [de ~ (v)] noun
la navigation (affaires maritimes; marine)
het zeewezen
- zeewezen [het ~] noun

Noun	Related Translations	Other Translations
bediening	administration; conduite; direction; employés; navigation; personnel; pilotage; service	service
besturing	administration; conduite; direction; employés; navigation; personnel; pilotage; service	comportement; conduite; contrôle
navigatie	navigation
navigeren	navigation
scheepvaart	navigation
stuurmanskunst	art de la navigation; navigation
zeevaart	navigation	navigation maritime
zeewezen	affaires maritimes; marine; navigation
Verb	Related Translations	Other Translations
navigeren		naviguer; naviguer sur; piloter; piloter un avion; voguer; voler

navigation

noun

economie|nldscheepvaart|nld verouderd|nld het scheepvaartverkeer
- navigatie → navigation
het verkeer op het water
- scheepvaart → navigation
het varen, het bedrijven van scheepvaart als beroep
- vaart → navigation
scheepvaart over de zee
- zeevaart → navigation

Cross Translation:

From	To	Via
• navigation	→ navigatie	↔ navigation — theory, practice and technology of charting a course for a ship, aircraft or spaceship

Detailed Translations for navigation from French to Dutch