French
Detailed Translations for parachever from French to Dutch
parachever:
parachever verb (parachève, parachèves, parachevons, parachevez, parachèvent, parachevais, parachevait, parachevions, paracheviez, parachevaient, parachevai, parachevas, paracheva, parachevâmes, parachevâtes, parachevèrent, parachèverai, parachèveras, parachèvera, parachèverons, parachèverez, parachèveront)
-
parachever (cesser; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; conclure; se terminer; suspendre; achever; en finir; résilier; mettre au point; couper; parvenir à enlever; casser; stopper; interrompre; prendre fin; tenir levé; limiter; délimiter; s'achever)
beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
parachever (achever; compléter; finir; accomplir; mettre au point; effectuer; supprimer; terminer; conclure; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; exécuter; parfaire; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de)
completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
parachever (retoucher; retaper)
-
parachever (être promu; promouvoir; monter en grade; monter; avancer; retoucher; retaper; travailler à côté)
hogerop komen; bevorderd worden; zich opwerken-
bevorderd worden verb (word bevorderd, wordt bevorderd, werd bevorderd, werden bevorderd, bevorderd geworden)
-
zich opwerken verb
Conjugations for parachever:
Présent
- parachève
- parachèves
- parachève
- parachevons
- parachevez
- parachèvent
imparfait
- parachevais
- parachevais
- parachevait
- parachevions
- paracheviez
- parachevaient
passé simple
- parachevai
- parachevas
- paracheva
- parachevâmes
- parachevâtes
- parachevèrent
futur simple
- parachèverai
- parachèveras
- parachèvera
- parachèverons
- parachèverez
- parachèveront
subjonctif présent
- que je parachève
- que tu parachèves
- qu'il parachève
- que nous parachevions
- que vous paracheviez
- qu'ils parachèvent
conditionnel présent
- parachèverais
- parachèverais
- parachèverait
- parachèverions
- parachèveriez
- parachèveraient
passé composé
- ai parachevé
- as parachevé
- a parachevé
- avons parachevé
- avez parachevé
- ont parachevé
divers
- parachève!
- parachevez!
- parachevons!
- parachevé
- parachevant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles