Translate s'épanouir from French to Dutch

French

Detailed Translations for s'épanouir from French to Dutch

s'épanouir (évoluer; développer)
ontwikkelen; evolueren
- ontwikkelen verb (ontwikkel, ontwikkelt, ontwikkelde, ontwikkelden, ontwikkeld)
- evolueren verb (evolueer, evolueert, evolueerde, evolueerden, geëvolueerd)
s'épanouir (éclore)
tot bloei komen; ontplooien; opfleuren; tot volle wasdom komen; opbloeien
- tot bloei komen verb (kom tot bloei, komt tot bloei, kwam tot bloei, kwamen tot bloei, tot bloei gekomen)
- ontplooien verb (ontplooi, ontplooit, ontplooide, ontplooiden, ontplooid)
- opfleuren verb (fleur op, fleurt op, fleurde op, fleurden op, opgefleurd)
- tot volle wasdom komen verb
- opbloeien verb (bloei op, bloeit op, bloeide op, bloeiden op, opgebloeid)
s'épanouir (éclore)
zich ontsluiten; opbloeien; ontluiken
- zich ontsluiten verb
- opbloeien verb (bloei op, bloeit op, bloeide op, bloeiden op, opgebloeid)
- ontluiken verb (ontluik, ontluikt, ontlook, ontloken, ontloken)
s'épanouir (développer)
ontplooien; tot wasdom komen; ontwikkelen
- ontplooien verb (ontplooi, ontplooit, ontplooide, ontplooiden, ontplooid)
- tot wasdom komen verb
- ontwikkelen verb (ontwikkel, ontwikkelt, ontwikkelde, ontwikkelden, ontwikkeld)
s'épanouir (germer; pousser)
ontkiemen; uit de kiem te voorschijn komen; kiemen
- ontkiemen verb (ontkiem, ontkiemt, ontkiemde, ontkiemden, ontkiemd)
- uit de kiem te voorschijn komen verb
- kiemen verb (kiem, kiemt, kiemde, kiemden, gekiemd)

Noun	Related Translations	Other Translations
ontwikkelen		acte de civiliser; civilisation; développement; éducation
tot bloei komen		floraison; épanouissement
Verb	Related Translations	Other Translations
evolueren	développer; s'épanouir; évoluer
kiemen	germer; pousser; s'épanouir
ontkiemen	germer; pousser; s'épanouir
ontluiken	s'épanouir; éclore
ontplooien	développer; s'épanouir; éclore	déployer; ouvrir
ontwikkelen	développer; s'épanouir; évoluer	civiliser; cultiver; déployer; développer; entraîner; exercer; faire des exercices; s'entraîner; s'exercer
opbloeien	s'épanouir; éclore
opfleuren	s'épanouir; éclore	faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; reprendre des forces; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer
tot bloei komen	s'épanouir; éclore
tot volle wasdom komen	s'épanouir; éclore
tot wasdom komen	développer; s'épanouir
uit de kiem te voorschijn komen	germer; pousser; s'épanouir
zich ontsluiten	s'épanouir; éclore

Cross Translation:

From	To	Via
• s'épanouir	→ bloeien; openbloeien	↔ flower — to put forth blooms
• s'épanouir	→ ontplooien; ontluiken	↔ entfalten — übertragen: sich entwickeln, sich zeigen