Summary
Dutch
Detailed Translations for verplegen from Dutch to German
verplegen:
-
verplegen (verzorgen)
Conjugations for verplegen:
o.t.t.
- verpleeg
- verpleegt
- verpleegt
- verplegen
- verplegen
- verplegen
o.v.t.
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegde
- verpleegden
- verpleegden
- verpleegden
v.t.t.
- heb verpleegd
- hebt verpleegd
- heeft verpleegd
- hebben verpleegd
- hebben verpleegd
- hebben verpleegd
v.v.t.
- had verpleegd
- had verpleegd
- had verpleegd
- hadden verpleegd
- hadden verpleegd
- hadden verpleegd
o.t.t.t.
- zal verplegen
- zult verplegen
- zal verplegen
- zullen verplegen
- zullen verplegen
- zullen verplegen
o.v.t.t.
- zou verplegen
- zou verplegen
- zou verplegen
- zouden verplegen
- zouden verplegen
- zouden verplegen
diversen
- verpleeg!
- verpleegt!
- verpleegd
- verplegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verplegen:
Related Definitions for "verplegen":
Wiktionary Translations for verplegen:
verplegen
Cross Translation:
verb
verplegen
-
een zieke verzorgen
- verplegen → pflegen
-
über etwas verfügen
-
zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verplegen | → pflegen | ↔ nurse — to care for the sick |
• verplegen | → versorgen; behandeln; heilen; kurieren; pflegen; warten | ↔ soigner — avoir soin de quelqu’un ou de quelque chose. |