Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. een:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for één from Dutch to German

één form of een:

een adj

  1. een (eentje)
    einer; eins; Eins; eines; erst

Translation Matrix for een:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- één
OtherRelated TranslationsOther Translations
einer degene; die; diegene
eines degene; die; diegene; hetgeen; iets; wat; welk; welke
eins hetgeen; welk; welke
ModifierRelated TranslationsOther Translations
Eins een; eentje
einer een; eentje
eines een; eentje
eins een; eentje
erst een; eentje

Related Words for "een":


Antonyms for "een":


Related Definitions for "een":

  1. geeft aan dat het woord erachter niet precies aangeduid wordt1
    • ik heb daar een jongen zien lopen1
  2. getal 11
    • je mag nog één keer raden1
  3. helemaal met elkaar verbonden1
    • man en vrouw zijn een1

Wiktionary Translations for een:

een
  1. -
  2. die Kardinalzahl zwischen null und zwei
  3. unbestimmter Artikel des Maskulinums im Nominativ
  4. unbestimmter Artikel des Neutrums im Nominativ

Cross Translation:
FromToVia
een eine; ein an — indefinite article
een furzen break wind — to fart
een eine; ein; eins; eines; einer; einem; einen one — cardinal number 1
een irgendein some — certain, unspecified or unknown
een ein; eine; einer un — Marque l’unité
een ein; eine un — Déterminant placé devant un nom.


Wiktionary Translations for één:

één
number
  1. de inhoud van de kleinste niet-lege verzameling
één
  1. die Kardinalzahl zwischen null und zwei

Cross Translation:
FromToVia
één eine; ein; eins; eines; einer; einem; einen one — cardinal number 1
één Eins one — digit or figure
één eins one — whole, entire
één ein; eine; einer un — Marque l’unité

Related Translations for één