Summary
Dutch to German: more detail...
- schoot:
- schieten:
-
Wiktionary:
- schoot → Schoß, Gebärmutter, Schot, Riegel, Sperrriegel
- schoot → Schoß, Schot, Busen
- schieten → schießen
- schieten → schießen, feuern, anschießen, erschießen, ziehen, verziehen
Dutch
Detailed Translations for schoot from Dutch to German
schoot:
-
de schoot (moederschoot)
der Mutterschoß -
de schoot (baarmoeder)
-
de schoot (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schuif)
-
de schoot (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; stek)
-
schoot (bovenbenen)
Translation Matrix for schoot:
Related Words for "schoot":
Wiktionary Translations for schoot:
schoot
Cross Translation:
noun
schoot
-
de bovenkant van de dijen van iemand die zit
- schoot → Schoß
-
baarmoeder
- schoot → Gebärmutter
-
een lijn, aan de benedenhoek (de schoothoek) van een zeil bevestigd om het zeil mee in de wind te richten
- schoot → Schot
-
het onderdeel van een deurslot dat uit de deur schuift en in de sluitplaat op de deurpost valt
- schoot → Riegel; Sperrriegel
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schoot | → Schoß | ↔ lap — the upper legs of a seated person |
• schoot | → Schot | ↔ sheet — rope to adjust sail |
• schoot | → Busen; Schoß | ↔ sein — Traductions à trier suivant le sens |
schieten:
-
schieten (schoten lossen; vuren; afvuren; afschieten)
Conjugations for schieten:
o.t.t.
- schiet
- schiet
- schiet
- schieten
- schieten
- schieten
o.v.t.
- schoot
- schoot
- schoot
- schoten
- schoten
- schoten
v.t.t.
- heb geschoten
- hebt geschoten
- heeft geschoten
- hebben geschoten
- hebben geschoten
- hebben geschoten
v.v.t.
- had geschoten
- had geschoten
- had geschoten
- hadden geschoten
- hadden geschoten
- hadden geschoten
o.t.t.t.
- zal schieten
- zult schieten
- zal schieten
- zullen schieten
- zullen schieten
- zullen schieten
o.v.t.t.
- zou schieten
- zou schieten
- zou schieten
- zouden schieten
- zouden schieten
- zouden schieten
en verder
- ben geschoten
- bent geschoten
- is geschoten
- zijn geschoten
- zijn geschoten
- zijn geschoten
diversen
- schiet!
- schiett!
- geschoten
- schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schieten (vuren)
Translation Matrix for schieten:
Related Definitions for "schieten":
Wiktionary Translations for schieten:
schieten
Cross Translation:
verb
-
een projectiel afvuren met een wapen
- schieten → schießen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schieten | → schießen; feuern | ↔ fire — intransitive: to shoot |
• schieten | → schießen | ↔ fire — sport: to shoot, to attempt to score a goal |
• schieten | → schießen | ↔ shoot — to fire a shot |
• schieten | → schießen | ↔ shoot — to fire multiple shots |
• schieten | → anschießen; erschießen | ↔ shoot — to hit with a shot |
• schieten | → ziehen; verziehen | ↔ tirer — mouvoir vers soi, amener vers soi ou après soi. |