Summary
Dutch to German: more detail...
- bijeenroepen:
- bijeen roepen:
-
Wiktionary:
- bijeen roepen → zusammenrufen
Dutch
Detailed Translations for bijeen roepen from Dutch to German
bijeenroepen:
-
bijeenroepen (convoceren; samenroepen)
aufrufen; einberufen; zusammenrufen-
zusammenrufen verb (rufe zusammen, rufst zusammen, ruf zusammen, rief zusammen, rieft zusammen, zusammengerufen)
Conjugations for bijeenroepen:
o.t.t.
- roep bijeen
- roept bijeen
- roept bijeen
- roepen bijeen
- roepen bijeen
- roepen bijeen
o.v.t.
- riep bijeen
- riep bijeen
- riep bijeen
- riepen bijeen
- riepen bijeen
- riepen bijeen
v.t.t.
- heb bijeengeroepen
- hebt bijeengeroepen
- heeft bijeengeroepen
- hebben bijeengeroepen
- hebben bijeengeroepen
- hebben bijeengeroepen
v.v.t.
- had bijeengeroepen
- had bijeengeroepen
- had bijeengeroepen
- hadden bijeengeroepen
- hadden bijeengeroepen
- hadden bijeengeroepen
o.t.t.t.
- zal bijeenroepen
- zult bijeenroepen
- zal bijeenroepen
- zullen bijeenroepen
- zullen bijeenroepen
- zullen bijeenroepen
o.v.t.t.
- zou bijeenroepen
- zou bijeenroepen
- zou bijeenroepen
- zouden bijeenroepen
- zouden bijeenroepen
- zouden bijeenroepen
diversen
- roep bijeen!
- roept bijeen!
- bijeengeroepen
- bijeenroepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bijeenroepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aufrufen | bijeenroepen; convoceren; samenroepen | aanroepen; dagen; laten komen; ontbieden; oppiepen; oproepen; sommeren; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen |
einberufen | bijeenroepen; convoceren; samenroepen | dagen; laten komen; ontbieden; oproepen; rekruteren; sommeren; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen |
zusammenrufen | bijeenroepen; convoceren; samenroepen | bijeen roepen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
einberufen | ingeroepen |
bijeen roepen:
-
bijeen roepen
zusammenrufen-
zusammenrufen verb (rufe zusammen, rufst zusammen, ruf zusammen, rief zusammen, rieft zusammen, zusammengerufen)
-
Conjugations for bijeen roepen:
o.t.t.
- roep bijeen
- roept bijeen
- roept bijeen
- roepen bijeen
- roepen bijeen
- roepen bijeen
o.v.t.
- riep bijeen
- riep bijeen
- riep bijeen
- riepen bijeen
- riepen bijeen
- riepen bijeen
v.t.t.
- heb bijeen geroept
- hebt bijeen geroept
- heeft bijeen geroept
- hebben bijeen geroept
- hebben bijeen geroept
- hebben bijeen geroept
v.v.t.
- had bijeen geroept
- had bijeen geroept
- had bijeen geroept
- hadden bijeen geroept
- hadden bijeen geroept
- hadden bijeen geroept
o.t.t.t.
- zal bijeen roepen
- zult bijeen roepen
- zal bijeen roepen
- zullen bijeen roepen
- zullen bijeen roepen
- zullen bijeen roepen
o.v.t.t.
- zou bijeen roepen
- zou bijeen roepen
- zou bijeen roepen
- zouden bijeen roepen
- zouden bijeen roepen
- zouden bijeen roepen
diversen
- roep bijeen!
- roept bijeen!
- bijeen geroept
- bijeen roepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bijeen roepen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
zusammenrufen | bijeen roepen | bijeenroepen; convoceren; samenroepen |
Wiktionary Translations for bijeen roepen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bijeen roepen | → zusammenrufen | ↔ summon — to call people together |
External Machine Translations: