Summary
Dutch to German: more detail...
- inschakelen:
-
Wiktionary:
- inschakelen → aktivieren, einschalten, befähigen, freigeben, ermöglichen, anschalten, in Brand stecken, anstecken, geben, schenken, angeben, herreichen, verbringen, zubringen, ausgehen, ausrücken, hinausgehen, erteilen, verabreichen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, gewähren, gestatten, drehen, kehren, umdrehen, umwälzen, wenden, umwenden, drechseln
Dutch
Detailed Translations for inschakelen from Dutch to German
inschakelen:
-
inschakelen (aanzetten; aandoen; starten; aanmaken)
einschalten; anschalten-
einschalten verb (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
-
inschakelen (aandoen; aandraaien)
einschalten-
einschalten verb (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
-
inschakelen
Conjugations for inschakelen:
o.t.t.
- schakel in
- schakelt in
- schakelt in
- schakelen in
- schakelen in
- schakelen in
o.v.t.
- schakelde in
- schakelde in
- schakelde in
- schakelden in
- schakelden in
- schakelden in
v.t.t.
- heb ingeschakeld
- hebt ingeschakeld
- heeft ingeschakeld
- hebben ingeschakeld
- hebben ingeschakeld
- hebben ingeschakeld
v.v.t.
- had ingeschakeld
- had ingeschakeld
- had ingeschakeld
- hadden ingeschakeld
- hadden ingeschakeld
- hadden ingeschakeld
o.t.t.t.
- zal inschakelen
- zult inschakelen
- zal inschakelen
- zullen inschakelen
- zullen inschakelen
- zullen inschakelen
o.v.t.t.
- zou inschakelen
- zou inschakelen
- zou inschakelen
- zouden inschakelen
- zouden inschakelen
- zouden inschakelen
en verder
- ben ingeschakeld
- bent ingeschakeld
- is ingeschakeld
- zijn ingeschakeld
- zijn ingeschakeld
- zijn ingeschakeld
diversen
- schakel in!
- schakelt in!
- ingeschakeld
- inschakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inschakelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aktivieren | inschakelen | aanmoedigen; activeren; bezielen; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen |
anschalten | aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten | |
einschalten | aandoen; aandraaien; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten | beginnen met werk; beginnen te werken; in werking stellen; inbrengen; inpassen; invoegen; opstarten; overgaan op nieuwe rijbaan; passen in; tussenlassen |
zulassen | inschakelen | accepteren; binnen laten; dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand toelaten; inwilligen; laten; permitteren; toegang verschaffen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen |
Wiktionary Translations for inschakelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inschakelen | → aktivieren; einschalten; befähigen; freigeben; ermöglichen | ↔ enable — to make able |
• inschakelen | → anschalten; einschalten | ↔ switch on — to turn a switch to the "on" position |
• inschakelen | → in Brand stecken; anstecken | ↔ allumer — enflammer ; mettre le feu à. |
• inschakelen | → geben; schenken; angeben; herreichen; verbringen; zubringen; ausgehen; ausrücken; hinausgehen; erteilen; verabreichen; hervorbringen; erzeugen; tragen; spenden; machen; übergeben; überantworten; anvertrauen; gewähren; gestatten | ↔ donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne. |
• inschakelen | → drehen; kehren; umdrehen; umwälzen; wenden; umwenden; drechseln | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |