Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. heerschap:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for heerschap from Dutch to German

heerschap:

heerschap [het ~] noun

  1. het heerschap (sujet; vent)
    der Subjekt; der Herr

Translation Matrix for heerschap:

NounRelated TranslationsOther Translations
Herr heerschap; sujet; vent baas; butler; god; goddelijkheid; godheid; heer; heerser; hemelvader; herenknecht; kamerbediende; kamerdienaar; koning; machthebber; meerdere; meester; meneer; mijnheer; monarch; patroon; soeverein; superieur; vorst
Subjekt heerschap; sujet; vent onderwerp; onderwerp van een zin

Related Words for "heerschap":

  • heerschappen

Wiktionary Translations for heerschap:


Cross Translation:
FromToVia
heerschap Hegemonie hegemony — domination, influence, or authority over another
heerschap Herrschaft; Regentschaft reign — The exercise of sovereign power