Dutch
Detailed Translations for vloekend from Dutch to German
vloeken:
-
vloeken
Conjugations for vloeken:
o.t.t.
- vloek
- vloekt
- vloekt
- vloeken
- vloeken
- vloeken
o.v.t.
- vloekte
- vloekte
- vloekte
- vloekten
- vloekten
- vloekten
v.t.t.
- heb gevloekt
- hebt gevloekt
- heeft gevloekt
- hebben gevloekt
- hebben gevloekt
- hebben gevloekt
v.v.t.
- had gevloekt
- had gevloekt
- had gevloekt
- hadden gevloekt
- hadden gevloekt
- hadden gevloekt
o.t.t.t.
- zal vloeken
- zult vloeken
- zal vloeken
- zullen vloeken
- zullen vloeken
- zullen vloeken
o.v.t.t.
- zou vloeken
- zou vloeken
- zou vloeken
- zouden vloeken
- zouden vloeken
- zouden vloeken
diversen
- vloek!
- vloekt!
- gevloekt
- vloekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vloeken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fluchen | vloeken | ketteren |
Related Words for "vloeken":
Wiktionary Translations for vloeken:
vloeken
Cross Translation:
verb
-
uitroepen van vloekwoorden, beledigende taal gebruiken
- vloeken → fluchen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vloeken | → fluchen | ↔ curse — to swear, to utter a vulgar curse |
• vloeken | → schimpfen; fluchen | ↔ swear — to curse, to use offensive language |
• vloeken | → lästern; fluchen; beschimpfen; verhöhnen | ↔ blasphémer — proférer un blasphème ou des blasphèmes. |