Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. sigaar:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for sigaar from Dutch to German

sigaar:

sigaar [de ~] noun

  1. de sigaar (pineut; lul; dupe)
    der Geschädigte; der Düpierte; Opfer; der Dumme

Translation Matrix for sigaar:

NounRelated TranslationsOther Translations
Dumme dupe; lul; pineut; sigaar achterlijke; benadeelde; domkop; dommerik; domoor; druiloor; dwaas; gedupeerde; idioot; minkukel; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele kerel; schaapskop; simpele ziel; stommeling; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken
Düpierte dupe; lul; pineut; sigaar benadeelde; bezwendelde; gedupeerde
Geschädigte dupe; lul; pineut; sigaar benadeelde; bezwendelde; gedupeerde; offer; opoffering
Opfer dupe; lul; pineut; sigaar geestelijk geraakte; gekwetste; offer; opoffering; slachtoffer

Related Words for "sigaar":

  • sigaren, sigaartje, sigaartjes

Wiktionary Translations for sigaar:

sigaar
noun
  1. in dekblad gerolde tabak
sigaar
noun
  1. Tabak, der in ein Tabakblatt eingerollt ist und geraucht wird

Cross Translation:
FromToVia
sigaar Zigarre cigar — tobacco
sigaar Zigarre cigare — Petit rouleau de feuilles de tabac préparé pour fumer.