Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. imponerend:
  2. imponeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for imponerend from Dutch to German

imponerend:


Translation Matrix for imponerend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
beeindruckend groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzagwekkend imposant; indrukwekkend; ontzaggelijk; ontzagwekkend; overdonderend; overweldigend
eindrucksvoll groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzagwekkend aangrijpend; boeiend; fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; hartbrekend; hartverscheurend; immens; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; overdonderend; overweldigend; pakkend; puik; reusachtig; weids; zeer groot
ergreifend groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzagwekkend aandoenlijke; aangrijpend; adembenemend; beheksend; betoverend; boeiend; charmant; emotioneel; genegenheid opwekkend; hartbrekend; hartroerend; hartveroverend; hartverscheurend; innemend; luisterrijk; magnifiek; meeslepend; minzaam; ontroerend; opwindend; pakkend; prachtig; roerend; schitterend; sensationeel; spannend; zeer boeiend; zinderend
imponierend groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzagwekkend fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; immens; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; overdonderend; overweldigend; puik; reusachtig; weids; zeer groot
überwältigend groots; imponerend; imposant; indrukwekkend; ontzagwekkend fantastisch; fenomenaal; geweldig; gigantisch; groots; immens; imposant; indrukwekkend; kolossaal; ontzaggelijk; ontzagwekkend; overdonderend; overweldigend; puik; reusachtig; weids; zeer groot

Wiktionary Translations for imponerend:


Cross Translation:
FromToVia
imponerend erhaben; majestätisch; imposant imposant — Qui imposer, qui est propre à s’attirer de l’attention, des égards, du respect.

imponerend form of imponeren:

imponeren

  1. imponeren

imponeren verb (imponeer, imponeert, imponeerde, imponeerden, geïmponeerd)

  1. imponeren (ontzag inboezemen; indruk maken; eerbied wekken)
    beeindrucken; imponieren
    • beeindrucken verb (beeindrucke, beeindruckst, beeindruckt, beeindruckte, beeindrucktet, beeindruckt)
    • imponieren verb (imponiere, imponierst, imponiert, imponierte, imponiertet, imponiert)

Conjugations for imponeren:

o.t.t.
  1. imponeer
  2. imponeert
  3. imponeert
  4. imponeren
  5. imponeren
  6. imponeren
o.v.t.
  1. imponeerde
  2. imponeerde
  3. imponeerde
  4. imponeerden
  5. imponeerden
  6. imponeerden
v.t.t.
  1. heb geïmponeerd
  2. hebt geïmponeerd
  3. heeft geïmponeerd
  4. hebben geïmponeerd
  5. hebben geïmponeerd
  6. hebben geïmponeerd
v.v.t.
  1. had geïmponeerd
  2. had geïmponeerd
  3. had geïmponeerd
  4. hadden geïmponeerd
  5. hadden geïmponeerd
  6. hadden geïmponeerd
o.t.t.t.
  1. zal imponeren
  2. zult imponeren
  3. zal imponeren
  4. zullen imponeren
  5. zullen imponeren
  6. zullen imponeren
o.v.t.t.
  1. zou imponeren
  2. zou imponeren
  3. zou imponeren
  4. zouden imponeren
  5. zouden imponeren
  6. zouden imponeren
en verder
  1. ben geïmponeerd
  2. bent geïmponeerd
  3. is geïmponeerd
  4. zijn geïmponeerd
  5. zijn geïmponeerd
  6. zijn geïmponeerd
diversen
  1. imponeer!
  2. imponeert!
  3. geïmponeerd
  4. imponerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for imponeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beeindrucken eerbied wekken; imponeren; indruk maken; ontzag inboezemen eerbied inboezemen
imponieren eerbied wekken; imponeren; indruk maken; ontzag inboezemen eerbied inboezemen
OtherRelated TranslationsOther Translations
imponieren imponeren

Wiktionary Translations for imponeren:

imponeren
verb
  1. ontzag inboezemen

Cross Translation:
FromToVia
imponeren beeindrucken intimidate — to impress, amaze, excite