Summary
Dutch to German: more detail...
- schimmelen:
- schimmel:
-
Wiktionary:
- schimmelen → schimmeln, verschimmeln
- schimmel → Schimmel
- schimmel → Schimmel, Mehltau
German to Dutch: more detail...
- schimmeln:
-
Wiktionary:
- schimmeln → beschimmelen
- schimmeln → schimmelen, beschimmelen, verschimmelen
Dutch
Detailed Translations for schimmelen from Dutch to German
schimmelen:
-
schimmelen (beschimmelen)
verschimmeln-
verschimmeln verb (verschimmele, verschimmelst, verschimmelt, verschimmelte, verschimmeltet, verschimmelt)
-
Conjugations for schimmelen:
o.t.t.
- schimmel
- schimmelt
- schimmelt
- schimmelen
- schimmelen
- schimmelen
o.v.t.
- schimmelde
- schimmelde
- schimmelde
- schimmelden
- schimmelden
- schimmelden
v.t.t.
- ben geschimmeld
- bent geschimmeld
- is geschimmeld
- zijn geschimmeld
- zijn geschimmeld
- zijn geschimmeld
v.v.t.
- was geschimmeld
- was geschimmeld
- was geschimmeld
- waren geschimmeld
- waren geschimmeld
- waren geschimmeld
o.t.t.t.
- zal schimmelen
- zult schimmelen
- zal schimmelen
- zullen schimmelen
- zullen schimmelen
- zullen schimmelen
o.v.t.t.
- zou schimmelen
- zou schimmelen
- zou schimmelen
- zouden schimmelen
- zouden schimmelen
- zouden schimmelen
diversen
- schimmel!
- schimmelt!
- geschimmeld
- schimmelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schimmelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
verschimmeln | beschimmelen; schimmelen | verschimmelen |
Related Words for "schimmelen":
Wiktionary Translations for schimmelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schimmelen | → schimmeln; verschimmeln | ↔ moisir — se couvrir de moisissure. |
schimmelen form of schimmel:
-
de schimmel (wit paard)
Translation Matrix for schimmel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Schimmel | schimmel; wit paard | bederf; huiduitslag; schimmels; uitslag; verrotting |
weißes Pferd | schimmel; wit paard |
Related Words for "schimmel":
German
Detailed Translations for schimmelen from German to Dutch
schimmeln:
-
schimmeln (schimmeligwerden; stocken; faulen)
in staat van ontbinding zijn; liggen rotten-
liggen rotten verb (lig te rotten, ligt te rotten, lag te rotten, lagen te rotten, te rotten gelegen)
Conjugations for schimmeln:
Präsens
- schimmele
- schimmelst
- schimmelt
- schimmelen
- schimmelt
- schimmelen
Imperfekt
- schimmelte
- schimmeltest
- schimmelte
- schimmelten
- schimmeltet
- schimmelten
Perfekt
- habe geschimmelt
- hast geschimmelt
- hat geschimmelt
- haben geschimmelt
- habt geschimmelt
- haben geschimmelt
1. Konjunktiv [1]
- schimmele
- schimmelest
- schimmele
- schimmelen
- schimmelet
- schimmelen
2. Konjunktiv
- schimmelte
- schimmeltest
- schimmelte
- schimmelten
- schimmeltet
- schimmelten
Futur 1
- werde schimmeln
- wirst schimmeln
- wird schimmeln
- werden schimmeln
- werdet schimmeln
- werden schimmeln
1. Konjunktiv [2]
- würde schimmeln
- würdest schimmeln
- würde schimmeln
- würden schimmeln
- würdet schimmeln
- würden schimmeln
Diverses
- schimmel!
- schimmelt!
- schimmelen Sie!
- geschimmelt
- schimmelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Translation Matrix for schimmeln:
Verb | Related Translations | Other Translations |
in staat van ontbinding zijn | faulen; schimmeligwerden; schimmeln; stocken | |
liggen rotten | faulen; schimmeligwerden; schimmeln; stocken |
Wiktionary Translations for schimmeln:
schimmeln
Cross Translation:
verb
-
aangevreten worden door schimmels
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schimmeln | → schimmelen; beschimmelen; verschimmelen | ↔ moisir — se couvrir de moisissure. |