Summary
Dutch to German: more detail...
- vrijen:
-
Wiktionary:
- vrijen → sich lieben, miteinander schlafen, kuscheln, schmusen, liebkosen
- vrijen → lieben, schlafen, Liebe machen, Sex, Geschlechtsverkehr, sich lieben, Geschlecht
Dutch
Detailed Translations for vrijen from Dutch to German
vrijen:
-
vrijen (de liefde bedrijven; minnen; liefkozen; minnekozen; beminnen)
-
vrijen (sexuele gemeenschap hebben; neuken; paren)
Conjugations for vrijen:
o.t.t.
- vrij
- vrijt
- vrijt
- vrijen
- vrijen
- vrijen
o.v.t.
- vrijde
- vrijde
- vrijde
- vrijden
- vrijden
- vrijden
v.t.t.
- heb gevrijd
- hebt gevrijd
- heeft gevrijd
- hebben gevrijd
- hebben gevrijd
- hebben gevrijd
v.v.t.
- had gevrijd
- had gevrijd
- had gevrijd
- hadden gevrijd
- hadden gevrijd
- hadden gevrijd
o.t.t.t.
- zal vrijen
- zult vrijen
- zal vrijen
- zullen vrijen
- zullen vrijen
- zullen vrijen
o.v.t.t.
- zou vrijen
- zou vrijen
- zou vrijen
- zouden vrijen
- zouden vrijen
- zouden vrijen
diversen
- vrij!
- vrijt!
- gevrijd
- vrijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vrijen:
Related Definitions for "vrijen":
Wiktionary Translations for vrijen:
vrijen
Cross Translation:
verb
-
liefde bedrijven
- vrijen → sich lieben; miteinander schlafen
-
knuffelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vrijen | → lieben; schlafen | ↔ love — (euphemistic): to have sex with |
• vrijen | → Liebe machen | ↔ make love — to engage in sexual intercourse |
• vrijen | → Sex; Geschlechtsverkehr | ↔ sex — act of sexual intercourse |
• vrijen | → Liebe machen; sich lieben | ↔ faire l’amour — Accomplir l’acte sexuel |
• vrijen | → Geschlecht; Sex | ↔ sexe — biol|fr genre qui peut être masculin ou féminin. |