Summary
Dutch to German: more detail...
- aanzet:
- aanzetten:
-
Wiktionary:
- aanzet → Ansatz, Anlauf
- aanzet → Entwurf
- aanzetten → markiere, honen, feinschleifen, ziehschleifen, anstacheln, anschalten, einschalten, aktivieren, antreiben, in Gang bringen, aktive Bedeutung geben, aktive Form geben, schleifen, wetzen, scharf machen, schärfen, spitzen, anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwenden, verwerten, antun, anziehen, auflegen, anlegen, legen, setzen, stecken, stellen, applizieren, verabreichen, auftragen, anbringen, beifügen
-
User Contributed Translations for aanzet:
- ansatz
Dutch
Detailed Translations for aanzet from Dutch to German
aanzet:
-
de aanzet (opwekking; animering; prikkel)
-
de aanzet (initiatief)
Translation Matrix for aanzet:
aanzet form of aanzetten:
-
aanzetten (aansporen)
-
aanzetten (inschakelen; aandoen; starten; aanmaken)
einschalten; anschalten-
einschalten verb (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
-
-
aanzetten (stimuleren; aansporen; animeren)
-
aanzetten (opruien; opfokken; poken; ophitsen; opstoken; opjutten; aanwakkeren; aanstoken)
aufpeitschen; aufhetzen; aufstacheln; aufputschen; aufwiegeln-
aufpeitschen verb (peitsche auf, peitschst auf, peitscht auf, peitschte auf, peitschtet auf, aufgepeitscht)
-
aufstacheln verb (stachele auf, stachelst auf, stachelt auf, stachelte auf, stacheltet auf, aufgestachelt)
-
-
aanzetten (sterk prikkelen; opzwepen)
antreiben; hetzen; aufreizen; aufpeitschen; aufjagen-
aufpeitschen verb (peitsche auf, peitschst auf, peitscht auf, peitschte auf, peitschtet auf, aufgepeitscht)
-
aanzetten (wetten; slijpen; scherpen)
wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen-
abschleifen verb (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
Conjugations for aanzetten:
o.t.t.
- zet aan
- zet aan
- zet aan
- zetten aan
- zetten aan
- zetten aan
o.v.t.
- zette aan
- zette aan
- zette aan
- zetten aan
- zetten aan
- zetten aan
v.t.t.
- heb aangezet
- hebt aangezet
- heeft aangezet
- hebben aangezet
- hebben aangezet
- hebben aangezet
v.v.t.
- had aangezet
- had aangezet
- had aangezet
- hadden aangezet
- hadden aangezet
- hadden aangezet
o.t.t.t.
- zal aanzetten
- zult aanzetten
- zal aanzetten
- zullen aanzetten
- zullen aanzetten
- zullen aanzetten
o.v.t.t.
- zou aanzetten
- zou aanzetten
- zou aanzetten
- zouden aanzetten
- zouden aanzetten
- zouden aanzetten
diversen
- zet aan!
- zet aan!
- aangezet
- aanzettende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het aanzetten (aansporen; stimuleren; prikkel; aanmoedigen)
Translation Matrix for aanzetten:
Wiktionary Translations for aanzetten:
Cross Translation: