Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. afgeplat:
  2. afplatten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afgeplat from Dutch to German

afgeplat:

afgeplat adj

  1. afgeplat

Translation Matrix for afgeplat:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
abgeflacht afgeplat

Wiktionary Translations for afgeplat:


Cross Translation:
FromToVia
afgeplat geplättet flattened — made flat by something

afgeplat form of afplatten:

afplatten verb (plat af, platte af, platten af, afgeplat)

  1. afplatten (platmaken; effenen)
    abplatten; ebnen; egalisieren
    • abplatten verb (platte ab, plattest ab, plattet ab, plattete ab, plattetet ab, abgeplattet)
    • ebnen verb (ebne, ebnest, ebnet, ebnete, ebnetet, geebnet)
    • egalisieren verb (egalisiere, egalisierst, egalisiert, egalisierte, egalisiertet, egalisiert)

Conjugations for afplatten:

o.t.t.
  1. plat af
  2. plat af
  3. plat af
  4. platten af
  5. platten af
  6. platten af
o.v.t.
  1. platte af
  2. platte af
  3. platte af
  4. platten af
  5. platten af
  6. platten af
v.t.t.
  1. heb afgeplat
  2. hebt afgeplat
  3. heeft afgeplat
  4. hebben afgeplat
  5. hebben afgeplat
  6. hebben afgeplat
v.v.t.
  1. had afgeplat
  2. had afgeplat
  3. had afgeplat
  4. hadden afgeplat
  5. hadden afgeplat
  6. hadden afgeplat
o.t.t.t.
  1. zal afplatten
  2. zult afplatten
  3. zal afplatten
  4. zullen afplatten
  5. zullen afplatten
  6. zullen afplatten
o.v.t.t.
  1. zou afplatten
  2. zou afplatten
  3. zou afplatten
  4. zouden afplatten
  5. zouden afplatten
  6. zouden afplatten
diversen
  1. plat af!
  2. plat af!
  3. afgeplat
  4. afplattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afplatten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abplatten afplatten; effenen; platmaken
ebnen afplatten; effenen; platmaken effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; rechtmaken; vereffenen; vlak maken
egalisieren afplatten; effenen; platmaken afdekken; afruimen; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; opruimen; vereffenen; vlak maken