Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beschaamdheid:
  2. beschaamd:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschaamdheid from Dutch to German

beschaamdheid:

beschaamdheid [de ~ (v)] noun

  1. de beschaamdheid (schaamte; schaamtegevoel)
    Schamgefühl; die Scham

Translation Matrix for beschaamdheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Scham beschaamdheid; schaamte; schaamtegevoel gegeneerdheid; gêne; schroom; verlegenheid
Schamgefühl beschaamdheid; schaamte; schaamtegevoel

Related Words for "beschaamdheid":


beschaamd:

beschaamd adj

  1. beschaamd

Translation Matrix for beschaamd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
beschämt beschaamd pijnlijk getroffen
enttäuscht beschaamd
verschämt beschaamd bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen

Related Words for "beschaamd":


Wiktionary Translations for beschaamd:


Cross Translation:
FromToVia
beschaamd verlegen; beschämt abashed — embarrassed
beschaamd beschämt ashamed — feeling shame or guilt