Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beschroomdheid:
  2. beschroomd:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschroomdheid from Dutch to German

beschroomdheid:

beschroomdheid [de ~ (v)] noun

  1. de beschroomdheid (schroom)
    die Furcht; die Scheu; die Ängstlichkeit; die Bangigkeit

Translation Matrix for beschroomdheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bangigkeit beschroomdheid; schroom bevreesdheid
Furcht beschroomdheid; schroom beduchtheid; bevreesdheid; schrik; verbijstering
Scheu beschroomdheid; schroom bedeesdheid; bevreesdheid; gegeneerdheid; geslotenheid; gêne; huiverigheid; schroom; schuwheid; timiditeit; verlegenheid
Ängstlichkeit beschroomdheid; schroom angst; bangheid; beduchtheid; bevreesdheid; kleinhartigheid; lafheid; schroomvalligheid; vrees

Related Words for "beschroomdheid":


beschroomd:


Translation Matrix for beschroomd:

VerbRelated TranslationsOther Translations
verlegen disloqueren; neerleggen; onderuit halen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; roeren; uitstellen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vertragen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
befangen bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen bevangen; bevooroordeeld; geremd; ingehouden; kopschuw; schuw
scheu bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen angstig; bang; bevreesd; in angst; kopschuw; schuw; verschrikt; vreesachtig
schüchtern bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen geremd; ingehouden; kopschuw; schuw
verlegen bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen geremd; ingehouden; kopschuw; schuw
verschämt bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen beschaamd
zaghaft bedeesd; beschroomd; bleu; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen

Related Words for "beschroomd":


Wiktionary Translations for beschroomd:


Cross Translation:
FromToVia
beschroomd verlegen shy — embarrassed
beschroomd ängstlich; bang; zaghaft peureux — Qui est sujet à la peur.
beschroomd bang; zaghaft; schüchtern timide — Qui est craintif, qui manquer de hardiesse, d’assurance.